Actueel: TIENERZWANGERSCHAPPEN EN PROJECTEN ROND ACHTERSTELLING

Meestal worden in reviews met betrekking tot de preventie van tienerzwangerschappen projecten besproken die onder de verzamelnaam RSV vallen. RSV staat voor Relationele en Seksuele vorming en bundelt alle initiatieven die als specifieke doelstelling hebben te werken rond relaties en seksualiteit (bij jongeren). Harden, Brunton, Fletcher en Oakley (2009) maken een andere keuze, daarin geïnspireerd door de wetenschappelijke bevindingen over tienerzwangerschap. Tienerouderschap en in mindere mate ook tienerzwangerschap is gelinkt aan socio-economische achterstelling. De Britse onderzoekers veronderstellen dan ook dat projecten die werken rond de vermindering van deze achterstelling onrechtstreeks een invloed hebben op de prevalentie van tienerzwangerschapen. Deze veronderstelling levert een interessant systematic review op, gepubliceerd in The British Medical Journal.

Socio-economische achterstelling aanpakken is even effectief voor het bestrijden van tienerzwangerschappen als relationele en seksuele vorming

De auteurs bespreken zowel kwantitatieve (6) als kwalitatieve (5) onderzoeken. Twee types kwantitatief geëvalueerde projecten worden opgenomen: de vroege kind interventies en ontwikkelingsprogramma's voor jongeren. De eerste zijn meestal gericht op de ondersteuning van de ouders, de tweede op positieve stimulatie van tieners. Het voorkomen van tienerzwangerschappen bij jongeren die ooit in zulk project zaten wordt vergeleken met dit voorkomen bij jongeren die er niet aan deelnamen. Deze laatste controlegroep wordt bij bijna alle onderzoeken ad random (toevallig) bepaald. Uit deze studies blijkt dat initiatieven die eigenlijk de socio-economische achterstelling van gezinnen of jongeren willen beperken, tevens een verlagend effect hebben op de frequentie van tienerzwangerschappen. Hiermee is nogmaals bewezen dat beide fenomenen sterk samenhangen. Mensen en organisaties die zich inzetten voor personen in of met een risico op armoede verdienen evenveel pluimen als de vormingswerkers die jongeren de seksuele knowhow bijbrengen.

Het opnemen van kwalitatief onderzoek in een systematic review maakt het mogelijk kwantitatieve bevindingen te koppelen aan het echte leven. Meningen en ervaringen van jongeren kunnen verklaringen bieden voor het succes van projecten. Geluk, graag naar school gaan en positieve toekomstverwachtingen dragen volgens tienerouders en andere jongeren bij tot het verlaten van een eerste zwangerschap. Het welbevinden op school blijkt zelfs los van andere factoren een effect te hebben op het al dan niet uitstellen van een zwangerschap.

De vraag is nu of de projecten die een kwantitatief verifieerbaar effect bleken te hebben op de frequentie van tienerzwangerschappen ook weldegelijk actief zijn op deze terreinen. Vele van de in de kwantitatieve analyse besproken initiatieven werken inderdaad rond het schoolgebeuren, zij het voornamelijk op individueel (motivatie) of gezinsniveau (stimuleren van leeromgeving) en minder op schoolniveau. Mogelijk heeft ook een maatregel die iets wil doen aan pesten op school of aan het bevorderen van inspraak van leerlingen een effect op de tienerzwangerschappen in de school. Dit werd voorlopig nog niet onderzocht. Vooral de ontwikkelingsprogramma's voor jongeren sleutelen aan hun toekomstverwachtingen. Bij de vroege kind interventies is dit niet expliciet aan de orde.

Met deze studie in handen is het triest vast te stellen dat denken rond preventie mbt tienerzwangerschap vaak niet verder reikt dan RSV-programma's. Blijkbaar is het moeilijk om vatten dat kennis en vaardigheden met betrekking tot relaties en seks hand in hand gaan met economische en sociale mogelijkheden. De RSV-acties zullen pas effectief zijn als ze aangevuld worden met interventies gericht op het welbevinden van jongeren. Dit welbevinden is bovendien niet een louter individuele aangelegenheid (10 gesprekken met een psycholoog en een kind voelt zich weer in zijn sas), maar een verantwoordelijkheid van elke groep waar jongeren tijd doorbrengen, schoolgemeenschappen en overheden.

Harden, A., Brunton, G., Fletcher, A., Oakley, A. (2009). Teenage Pregnancy and Social Disadvantage: Systematic Review Integrating Controlled Trials and Qualitative Studies. British Medical Journal, 11p.
Actueel: FINANCIËLE TEGEMOETKOMINGEN VOOR TIENEROUDERS

'Hoe komen ze in Godsnaam rond?' is een vraag die velen zich stellen over tienerouders. Uit de masterthesis van Anneleen Malcorps, onder begeleiding van professor Thérèse Jacobs en mijzelf, blijkt dat ongeveer 45% van de tienermoeders in België beroep doet op een leefloon. In Vlaanderen is dat slechts 28%. Andere bronnen van inkomsten, niet verbonden aan arbeid van de moeder, haar partner of ouders, zijn de kinderbijslag en een aantal specifieke premies, zoals een tussenkomst in eersteleeftijdsmelk. In tegenstelling tot in landen als Nederland en Groot-Brittannië bestaan er in België geen specifieke premies of verhogingen van de kinderbijslag voor tienerouders of studerende ouders.

45% van de Belgische tienerouders is leefloongerechtigd

Malcorps zond alle OCMW's in de provincie Antwerpen een uitgebreide vragenlijst toe. Uit de antwoorden blijkt dat geen enkel OCMW een specifiek beleid heeft inzake tienerouderschap. De sociale werkers beschouwen elke tienerouder als een afzonderlijk individu waarmee een persoonlijk traject wordt uitgetekend. De meeste OCMW-medewerkers vinden specifieke regelgeving niet noodzakelijk. Tienerouders kunnen volgens hen afdoend begeleid worden aan de hand van de bestaande wetgeving. Wel ervaren velen het vinden en het bekostigen van kinderopvang als een pijnpunt en sommige bepleiten hiervoor een financiële tussenkomst specifiek voor tienerouders.
Niet alle OCMW-medewerkers hanteren dezelfde uitgangspunten voor het toekennen van het leefloon of andere hulp aan tienermoeders. Vooral wanneer een tienermoeder inwoont bij haar ouders en deze een inkomen hebben, is het onmogelijk op voorhand te zeggen of haar een leefloon uitgekeerd zal worden. Dit blijkt gemeente-afhankelijk. Om een leefloon te krijgen, dient de aanvrager volgens de wet bereid zijn te werken. Vele OCMW's springen hier laks mee om als het een tienermoeder betreft, vooral als ze studeert, zelf nog jong is of haar kind nog klein is. Maar ook inzake deze toepassing van de wet tekent zich geen algemene lijn af.

Malcorps deed naast de bevraging van de OCMW's 3 interviews met hulpverleners die veel werken met tienermoeders (CIG, BZW). Hun meningen over de nood aan specifieke regelgeving zijn verdeeld. De CIG-medewerker die, mijns inziens, het meeste ervaring heeft met de doelgroep, klaagt het verschil in de toepassing van de wet inzake het leefloon aan. Hij pleit onomwonden voor verduidelijking van bovenaf en voor specifieke budgetten voor tienerouders in financiële nood.

Wat opvalt in het onderzoek is het relatief grote aandeel tienermoeders dat bijstandsafhankelijk is. Bijna de helft van de tienermoeders in België heeft geen -volgens de OCMW's- toereikend inkomen ter beschikking, verkregen uit eigen arbeid of uit arbeid van haar partner of ouders. In Vlaanderen is deze leefloonafhankelijke groep opmerkelijk kleiner. Het is niet uit te maken of dit te maken heeft met het beleid van de OCMW's, met de vraagbereidheid van de tienermoeders of met de meer precaire leefsituatie van tienermoeders in Brussel en Wallonië.
Verder blijft de vraag of er een specifieke wetgeving voor tienermoeders nodig is open. De meningen verschillen naar gelang gesproken wordt met personen verantwoordelijk voor het toekennen van leeflonen of met personen met veel ervaring met tienermoeders. Het kan volgens mij geen kwaad ons licht hieromtrent op te steken in het buitenland. Daar bestaan specifieke budgetten en regelingen. Een evaluatie daarvan kan interessant zijn voor het Belgische beleid. Daarnaast kan een bevraging onder tienerouders duidelijkheid verschaffen over de noden die zij ervaren of ervaren hebben en over het al dan niet specifieke karakter van hun situatie.
Actueel: EIGEN BEVALLING

Ik ben op 5 oktober bevallen van een zoon, Briek. Omdat ik hem de komende maanden volledig toebehoor, zal het in die periode zeer rustig zijn op deze blog. U kan mij wel nog steeds mailen met vragen of suggesties. Graag tot ergens in 2010!

Marjolijn De Wilde
Actueel: RAPPORT SOCIO-DEMOGRAFISCHE KENMERKEN TIENEROUDERS IN VLAANDEREN

Vandaag verschijnt het onderzoeksrapport 'Socio-Demografische kenmerken van tienerouders in Vlaanderen' van het CSB. Hieronder een samenvatting van het opzet en de resultaten van het onderzoek.

Methodologie. Dit rapport is de weerslag van het eerste onderzoek naar socio-demografische kenmerken van tienerouders in Vlaanderen. Als bronnen gebruikte ik selecties uit twee gegevensdatabanken, met name de geboorteregistraties van kinderen tussen 2002 en 2006 in Vlaanderen geboren bij een moeder jonger dan 20 jaar (SPE - Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie) en de elektronische registraties van kenmerken van kinderen van moeders jonger dan 20 jaar, geboren en/of wonend in Vlaanderen, door regioteamleden van Kind & Gezin in dezelfde tijdsspanne (Ikaros-databank). Onderzochte moederlijke en vaderlijke parameters zijn: leeftijd, nationaliteit, beroepsstatus, diploma, burgerlijke staat en preventieve gezondheidszorg door Kind & Gezin.

De eerste demografische kenmerkenanalyse over tienermoeders in Vlaanderen bevestigt de vermoedens: de meesten zijn meerderjarig en laaggeschoold en een grote groep is allochtoon

Resultaten. Ongeveer 80% van de moeders blijkt ouder dan 18 jaar. 30% is buitenlands van oorsprong, voornamelijk Turks of Oost-Europees. Slechts een kleine meerderheid van de minderjarige moeders noemt zichzelf student. Bij de meerderjarige moeders is dat 10%. Meer dan 70% van deze meerderjarigen is niet actief (werkloos of zonder beroep). Van de niet schoolplichtige moeders heeft ongeveer de helft een diploma hoger middelbaar. Een derde heeft een diploma lager middelbaar en een goeie 10% is lager geschoold. Meer dan 60% van de diploma’s hoger middelbaar zijn beroepsdiploma’s. 3/4e van de moeders zijn ongehuwd. Zowel qua beroepsstatus, diploma als burgerlijke staat wijken de tienermoeders af van hun leeftijdsgenoten: hun beroepsstatus en diploma is lager en ze zijn vaker getrouwd. Het mediane aantal huisbezoeken door regioteamleden van Kind & Gezin ligt rond het streefdoel (3à4), het mediane aantal consultaties bij regiohuizen van Kind & Gezin ligt iets lager dan het streefdoel, nl. 9 in plaats van 10 à 11. Van 20% van de vaders van de bestudeerde kinderen zijn geen gegevens bekend. De andere vaders zijn gemiddeld 5 jaar ouder dan de moeder. Eén derde van hen is allochtoon van oorsprong, ze zijn meestal actief (73%) en hebben meestal een diploma hoger middelbaar (57%).

Conclusies. De profielen van de tienermoeders zijn sterk verschillend wanneer rekening gehouden wordt met de nationaliteit van oorsprong. De Oost-Europese moeders zijn vaker jong, laag geschoold, niet actief en hebben geen contact met de vader van hun kind. Noord Afrikaanse moeders en meisjes uit het Midden Oosten zijn ouder en in bijna 90% van de gevallen gehuwd. Ze bevinden zich vaak in een traditioneel rollenpatroon waarbij de vader werkt en de moeder laaggeschoold is en geen beroep heeft. De Belgische meisjes zijn redelijk vaak jong, maar hebben de beste diploma’s en zijn het vaakst actief of studerend. Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat lage scholing en nationaliteit voorspellende factoren zijn voor jong moederschap. Het is aan de hand van deze studie niet te bepalen of moederschap ook gevolgen heeft voor de ontwikkeling van het socio-demografische profiel van jonge vrouwen (en hun kinderen en partners).

Aanbevelingen. Leerlingen uit het beroepsonderwijs en Oost-Europese tieners blijken twee doelgroepen waarvoor een aangepaste preventie en begeleiding dient voorzien te worden. Middelbare en hoge scholen kunnen hun drempel laag houden voor adolescente moeders door een stappenplan ‘tienerzwangerschap’ uit te werken en door het oprichten van tienermoedervriendelijke crèches in de buurt van risicoscholen te stimuleren. De overheid kan voor studerende moeders het recht op bevallingsrust invoeren en diensten als Kind & Gezin, de VDAB of instanties voor tweede kans onderwijs lijken baat te hebben bij een doelgroepenbeleid en/of specifieke vormingen voor hun medewerkers.

Het rapport is te lezen via www.centrumvoorsociaalbeleid.be of op te vragen via marjolijn.dewilde@ua.ac.be
Actueel: SCHOLING EN LOON TIENERMOEDERS

Hoe onderzoek je of tienermoederschap een effect heeft op de verdere ontwikkeling van jonge vrouwen? Deze vraag houdt vele vooraanstaande sociologen bezig. In het artikel van Fletcher en Wolfe (2008) krijgen we een overzicht van pogingen om de juiste methode te volgen.

Aanvankelijk startte men door tienermoeders te vergelijken met ofwel hun leeftijdsgenoten ofwel oudere moeders. Al gauw kwam op deze methode kritiek omdat de ervaringen van de moeders in kwestie misschien eerder bepaald werden door hun voorgeschiedenis dan door de leeftijd waarop ze moeder werden. Een tweede generatie onderzoekers trachtte dan ook via regressieanalyse te controleren voor o.a. de opleiding van de ouders van de tienermoeder, de inkomen van haar gezin van herkomst, de familiesamenstelling van dit gezin e.a., karakteristieken die allemaal een invloed hebben op de ontwikkeling van een tiener. Intussen vermoedt men echter dat het onmogelijk is om alle bepalende factoren in rekening te brengen. Koerswijzigingen drongen zich op. Een volgende poging bestond uit het ten eerste controleren voor de achtergrond van de jongeren en ten tweede enkel meisjes die zwanger werden op te nemen in het onderzoek. De onderzoeksgroep werden dan de meisjes die moeder werden, de controlegroep zij die wel zwanger werden in hun tienerjaren, maar omwille van een abortus of een miskraam, geen moeder werden. Toen duidelijk werd dat de meeste meisjes die voor abortus kiezen uit meer gegoede milieus komen dan meisjes die moeder worden, bleef hetzelfde probleem overeind: wanneer weet je dat je controleert voor alle betekenisvolle achtergrondfactoren? Hotz, McElroy en Sanders (2005) waren de eersten die de controlegroep beperkten tot meisjes die een miskraam meemaakten, ervan uitgaand dat zij qua achtergrond meer aansluiten bij de jonge moeders, dan dat abortuscliëntes dat doen.

Tienermoederschap heeft negatief effect op later loon en de kans op een einddiploma middelbaar onderwijs, maar niet op behalen van alternatief diploma of krijgen van overheidssteun

De auteurs van het artikel dat we hier wensen te bespreken gaan een stap verder (Fletcher & Wolfe, 2008). Ze gaan er ten eerste van uit dat miskramen niet louter door toeval bepaald worden, maar bijvoorbeeld ook door omgevingsfactoren. Die omgevingsfactoren betrekken ze in hun onderzoek door statistieken te gebruiken waaruit duidelijk wordt wat het percentage miskramen is in elke buurt. Dit buurtgegeven nemen ze als verklarende factor mee in hun analyse. Ten tweede sluiten ze niet uit dat sommige van de meisjes die een miskraam meemaken, voor abortus hadden gekozen als er geen miskraam was geweest, wat zou impliceren dat ze uit meer gegoede milieus komen. Ze beperken hun controlegroep tot meisjes die een late miskraam meemaken, veronderstellend dat kiezen voor abortus na de vastgestelde periode (8 weken) zeldzaam is. Ze houden dus enkel meisjes over die moeder werden of moeder zouden geworden zijn als ze daarin niet verhinderd werden door een miskraam. In principe moet het hier gaan om meisjes met een gelijkaardige socio-economische achtergrond.

De resultaten van hun onderzoek, op basis van een grote en representatieve Amerikaanse longitudinale dataset (Add Health), zijn opmerkelijk. Stapsgewijs volgens ze de verschillende vernauwingen van de controlegroep zoals hierboven besproken. Met elke specificatie blijken de controlegroep en de onderzoeksgroep dichter bij elkaar te komen qua gevolgen op vlak van scholing en loon tijdens de jongvolwassenheid. Als de moeders vergeleken worden met de meisjes met een late miskraam, dan blijkt er alleen een relatief groot verschil met betrekking tot loon te bestaan en een klein verschil met betrekking tot de kans om een einddiploma te halen. Er werd geen verschil gevonden met betrekking tot het krijgen van uitkeringen of het behalen van een GED (General Educational Diploma = een alternatief voor het einddiploma van het middelbaar onderwijs in Amerika). De auteurs kunnen dus besluiten dat de effecten van tienerouderschap bestaande, maar eerder beperkt zijn en leveren een belangrijke bijdrage aan het debat omtrent oorzaak en gevolg van deprivatie bij tienermoeders.

Hotz, V.J., McElroy, W.S., Sanders, S.G. (2005). Teenage Childbearing and its Life Cycle Consequences: Exploiting a Natural Experiment. Journal of Human Resources, 40: 683-715.
Fletcher, J.M., Wolfe, B.L. (2008). Education and Labor Market Consequences of Teenage Childbearing: Evidence Using the Timing of Pregnancy Outcomes and Community Fixed Effects. Discussion Paper Centre for Economic Policy Research, 573.
Actueel: TIENERMOEDER OP RADIO 1

De meeste tienermoeders voeden hun kind op zonder uitzonderlijke ondersteuning van professionele krachten. Sommigen echter hebben meer nodig dan de gebruikelijke consultaties van en bij Kind & Gezin. Ze raken in conflict met hun omgeving of problemen die reeds aanwezig waren voor de zwangerschap escaleren. Beide uitersten van de mogelijke levenssporen van zeer jonge moeders kwamen afgelopen donderdag aan bod in de reportage eerste keer: tienermoeder op radio 1. Liselot vertelt dat ze op haar 17e onverwacht zwanger wordt, haar partner verliest, maar doorgaat met de zwangerschap en er in slaagt haar middelbare studies af te ronden. Ze wordt gesteund door haar ouders en heeft geen spijt van de grote verandering in haar leven. Willy Cockx vertelt over de andere kant: de moeders die in een centrum integrale gezinszorg (CIG) worden opgenomen, samen met hun kind, omdat ze niet kunnen blijven waar ze voordien woonden of omdat ze duidelijk begeleiding nodig hebben bij de opvoeding van hun kind.

Zelden horen we een genuanceerd verhaal over tienermoederschap

Hoewel het een mooie reportage is en de verhalen herkenbaar zijn, is het spijtig dat men met betrekking tot tienermoederschap steeds uitkomt bij deze twee extremen: de moeders die het er zeer goed van afbrengen of de moeders die moeten opgenomen worden. Geen van beide verhalen dekken het grootste deel van de realiteit waarmee adolescente moeders te maken krijgen. De meeste mama's worden niet opgenomen én de meeste mama's behalen niet hun diploma, laat staan dat ze aan hogere studies starten zoals Liselot.

Het blijkt echter moeilijk dit genuanceerde verhaal in beeld te brengen: niet geslaagd volgens de normale standaarden van deze samenleving: school niet beëindigd, geen stabiele relatie, precaire huisvesting en toch een goede moeder. Vaak kunnen vrouwen vanaf 10 jaar na hun bevalling op tienerleeftijd met meer nuance op hun levensverhaal terugkijken. Deze mama's komen echter zelden aan het woord. Zonde. Tienermoeders worden zowel in de pers als in contacten met mensen uit hun omgeving te vaak gedwongen te bewijzen dat ze goed bezig zijn.
Actueel: DE LEVENSLOOP VAN JONGE VADERS

Dariotis, Pleck en Astone (2009) leverden op de annual meeting van de Population Association of America in april en mei een belangrijke bijdrage aan het onderzoek omtrent jonge vaders. Vooral omdat zij de jonge vaders in hun sample opdelen in vier deelgroepen. De levensloop van de vaders in deze groepen verschilt niet enkel van de levensloop van oudere vaders, de levenslopen verschillen ook onderling.

Ongehuwd zijn en niet consequent werken gaan samen met een negatieve toekomst voor jonge vaders.

De eerste groep bestaat uit papa's die op het moment van de geboorte van hun eeste kind getrouwd zijn en werken. Hun mediane leeftijd is 23,5. Werk, huwelijk en vaderschap volgen elkaar op. Zij verschillen van de zogenaamde on-time on-sequence mannen omdat ze vroeger aan de roltransformaties starten en ze deze in een sneller tempo doorlopen.
De tweede groep zijn tienervaders die op het moment van de geboorte van hun eerste kind getrouwd zijn en werken. Ze trouwen voor de geboorte van hun kind, maar met een gemiddelde interval van slechts 6 maanden. Ze starten met werken bij de geboorte van hun kind en niet reeds voordien zoals de vaders uit de eerste groep.
De derde groep zijn getrouwde vaders die niet consequent gewerkt hebben sinds de geboorte van hun kind. Hun mediane leeftijd bij geboorte is 21,2 en ze trouwen ongeveer gelijktijdig met de geboorte van hun kind.
De laatste groep zijn niet getrouwde mannen die niet consequent gewerkt hebben sinds de geboorte van hun kind. De mediane leeftijd bij geboorte is 20 jaar.

Er is een duidelijk verschil tussen de vroege vaders en de on-time on-sequence papa's. Ze komen vaker uit ethnische minderheden en zijn vaker achtergesteld mbt armoede en familiesamenstelling in hun jeugd en de opleiding van hun moeder. De jongens uit de twee laatse groepen komen bovendien uit meer achtergestelde milieus dan de vaders uit de andere groepen.

Ook de toekomst van de vroege vaders verschilt van deze van andere mannen. Ze verdienen minder, zijn lager opgeleid, huwen meer, hebben meer kinderen en vertoeven vaker in de gevangenis. Hoe vroeger de mannen vader worden, hoe negatiever de uitkomsten. Deze bevindingen blijven overeind als gecontroleerd wordt voor voorgeschiedenis.
De groep mannen die niet gehuwd zijn bij de geboorte van hun kind verdienen later het minst, zijn het laagst opgeleid en verblijven vaker in de gevangenis.
Papa's die niet onafgebroken werken gedurende hun vaderschap verdienen minder en zitten vaker een celstraf uit dan de andere jonge vaders, maar zijn niet noodzakelijk lager opgeleid.
Ten slotte blijken de negatieve gevolgen van vroeg ouderschap te cumuleren over de tijd heen. Op de leeftijd van 37 jaar is het verschil tussen vroege en late vaders groter dan op de leeftijd van 26 jaar.

Toch besluiten de auteurs dat, in tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, de meeste jonge vaders een relatief goede toekomst uitbouwen en dat de problemen vooral liggen bij de twee kleinste groepen (3 en 4). Dit maakt de opdeling in vier groepen zo cruciaal om een juist beeld te krijgen over de achtergrond en toekomst van jonge vaders.

Als besluit wil ik twee opmerkingen meegeven. Door een beperkte controle op achtergrondgegevens wordt er nogal makkelijk uitgegaan van een oorzaak-gevolg-relatie, namelijk een negatieve toekomst als gevolg van jong vaderschap. Om werkelijk van gevolgen te kunnen spreken, zou er voor meer factoren gecontroleerd moeten worden dan voor het ras, de jeugdarmoede en de gezinssamenstelling van de mannen en de opleiding van hun moeder.
Tevens kunnen we ons de vraag stellen of huwelijk in België even voorspellend is als in Amerika waar het onderzoek plaatsvond. Ik vermoed dat in België minder jonge vaders reeds gehuwd zijn bij de geboorte van hun kind, maar dat er in ons land inderdaad een gelijkaardig verschil is tussen de gehuwde en niet-gehuwde vaders.

Dariotis, Pleck, Astone (2009). Pathways to Early Fatherhood, Marriage, and Employment: A Latent Class Growth Analysis. Onuitgegeven paper voor Anual PAA-meeting 2009.
Actueel: AANTAL VLAAMSE TIENERMOEDERS BLEEF CONSTANT IN 2008

In 2008 kregen in Vlaanderen 1321 meisjes onder de 20 jaar een of meerdere kinderen. Dat zijn er een veertigtal minder dan in 2007. Per 1000 meisjes tussen 10 en 20 jaar werden net geen vier meisjes moeder of: een op de 260 tieners kreeg een kind. De lichte stijging die werd opgetekend in 2007 zette zich dus niet door in 2008. Het bevallingscijfer voor tieners ligt in 2008 rond het gemiddelde van de afgelopen twaalf jaar.

Het aantal tienermoeders daalde licht in 2008. Er werden vooral minder -18jarigen moeder
De daling van het aantal tienerouders in 2008 was het sterkst bij de minderjarige meisjes, terwijl in 2007 de stijging in deze groep het grootst was. Bijna 300 minderjarige meisjes werden moeder, wat overeenkomt met ongeveer een op 1000. De enige leeftijdsgroep waar een lichte stijging werd vastgesteld zijn de 18-jarigen.

Hoewel spontaan de grootste zorg uitgaat naar minderjarige moeders, zijn ook de 18- en 19-jarigen een specifieke groep. Zij genieten meestal nog niet de gezins- en levensstabiliteit waarop de meerderheid van de oudere moeders kan rekenen. Anderzijds ontbreekt vaak het begeleidingsnetwerk dat minderjarige moeders vinden in de schoolcontext. Het CSB (Centrum voor Sociaal Beleid) gaat ervan uit dat een groot deel van deze jonge ouders kunnen geholpen worden met een kortlopende en gerichte opvolging, zonder afbreuk te doen aan hun opleidings- of carrièrekansen.

Als conclusie kunnen we stellen dat de verjonging van de totale groep Vlaamse moeders, zoals vastgesteld door Kind & Gezin (o.a. De Standaard – 19 juni), zich het voorbije jaar niet vertaalde in een stijging van het aantal tienermoeders.

Analyse door Marjolijn De Wilde – onderzoeker aan de Universiteit van Antwerpen – Centrum voor Sociaal Beleid

Bron: Cijfers SPE (Studiecentrum voor Perinatale Epistemologie)

Actueel: INTERNATIONAAL RAPPORT: HEALTH BEHAVIOUR IN SCHOOL-AGED CHILDREN

HBSC (Health Behaviour in School-aged Children) is een WHO-initiatief waaraan 41 Europese en Noord-Amerikaanse landen meewerken. Om de vier jaar worden in elk land enkele duizenden jongeren van 11, 13 en 15 jaar geïnterviewd over gezondheidsgerelateerde thema's. Onlangs werden de resultaten van de 2005-2006-survey gepresenteerd in een uitgebreid rapport.

Dit rapport focust op ongelijkheden met betrekking tot gezondheid. De jongeren worden op vier vlakken met elkaar vergeleken, op basis van leeftijd (11 jaar, 13 jaar of 15 jaar), sekse, geografie (Noorden, Zuiden, Oosten, Westen) en socio-economische afkomst. De laatste categorie is opgedeeld in drie niveau's: lage, middelmatige en hoge afkomst en is gebaseerd op vier vragen. Deze vragen gaan over het familiebezit van een wagen, het beschikken van de jongere over een eigen kamer, het aantal familiereizen in het afgelopen jaar en het aantal computers in het gezin.

Jongens met een sociaal-economisch hoge afkomst en meisjes met een sociaal-economisch lage afkomst hebben vroeger seks dan hun leeftijdsgenoten

De vragen over de sekuele gezondheid en het seksuele risicogedrag van de jongeren werden enkel voorgelegd aan de 15jarigen. Voor jongens werden er amper geografische verschillen gevonden in de ervaring met seksuele penetratie. Meisjes in de Noordelijke landen zijn meer ervaren dan meisjes in het Zuiden of het Oosten. Meisjes uit het Westen nemen een intermediaire positie in. Doorgaans hebben jongens met een hoge afkomst en meisjes met een lage afkomst meer ervaring. Wel worden deze verschillen in slechts een derde of minder van de landen gevonden.
Het gerapporteerde pilgebruik bij de laatste seksuele gemeenschap is hoger bij meisjes dan bij jongens. Westerse meisjes en jongens gebruiken vaker de pil dan Oosterse of Zuiderse jongeren. De steekproef was te klein om een mogelijk verschil in sociale afkomst te detecteren.
Het gerapporteerde condoomgebruik ligt dan weer hoger onder de jongens. Er zijn geen geografische verschillen en slechts in enkele landen is er een associatie tussen condoomgebruik en hoge afkomst.

Bij deze analyse dient een belangrijke kanttekening geplaatst te worden. Dat deze vragen enkel aan 15jarigen gesteld worden, verkleint de vergelijkingskansen. Dit voornamelijk met betrekking tot de ervaring met seksuele penetratie. 15 jaar komt dicht bij de gemiddelde leeftijd waarop jongeren voor het eerst seks hebben (15,5 in België (Sensoa, 2005)). Het is echter aangetoond dat jongeren met een laag sociaal-economische afkomst vroeger starten met seks (Teitler, 2002). Wanneer ook de 13jarigen (en misschien zelfs de 11jarigen) deze vragen zouden moeten beantwoorden, zou er zich wellicht een andere trend aftekenen. Toch blijkt uit onderzoek dat dit verschil tussen klassen afneemt met de tijd (Teitler, 2002). Dit meest recente verslag over de seksuele gezondheid van jongeren, met weinig observeerbare verschillen tussen sociaal-economische klassen, kan dus op een verderzetting van deze afnemende trend wijzen.

Currie, C., Gabhainn, S.N., Godeau, E., Roberts, C., Smith, R., e.a. (2009). Inequalities in Young People's Health. Health Behaviour in School-aged Children International Report from the 2005/2006 Survey. Health Policy for Children and Adolescents, 5.
Sensoa (2005). Feiten en cijfers: Jongeren en seksualiteit. Sensoa: Antwerpen.

Teitler, J.O. (2002). Trends in Youth Sexual Initiation and Fertility in Developed Countries 1960-1995. The Annals of the American Academie, 580, 134-152.
Actueel: DEMOGRAFISCHE KENMERKEN ZWANGERE TIENERS

In 2006 publiceerde een groep onderzoekers een interessant document over seksualiteit en reproductieve gezondheid bij Belgische tieners tussen 10 en 18 jaar. In hun analyse betrokken ze een aantal databanken. Vermits ik in dit bericht wil focussen op socio-economische gegevens haal ik vooral de ONE- en de A.I.M.-databanken aan. Het ONE is de Waalse tegenhanger van Kind & Gezin. In Wallonië en Franstalig Brussel verzamelen verpleegkundigen en vroedvrouwen naast cijfers een aantal demografische gegevens, zoals nationaliteit, geïsoleerdheid en medische opvolging.

L'Agence Intermutualiste (A.I.M. - Intermutualistisch Agentschap), is een vereniging die sinds 2002 de gegevens van de 7 Belgische verzekeringsinstellingen verzamelt (http://www.nic-ima.be/nl), vooral met betrekking tot terugbetaling van medische kosten, invaliditeit en moederschapsuitkeringen. Een tiener heeft volgens het A.I.M. een sociaal economisch laag profiel, wanneer er een maximale terugbetaling van de medische kosten is.

Tienermoeders hebben vaker een Belgische, dan een vreemde nationaliteit, leven vaak geïsoleerd en raadplegen pas laat een gynaecoloog of vroedvrouw

Over de financiële toestand van de jonge abortuscliënten in 2002 kan enkel iets gezegd worden aan de hand van de A.I.M.-gegevens. De abortussen liggen een stuk hoger bij meisjes uit een sociaal lage economische klasse (4,6 op de 1000 verzekerden) dan bij meisjes zonder verhoogde terugbetaling (1,9 op de 1000 verzekerden).

Het bevallingscijfer bij Waalse en Brusselse minderjarige meisjes tussen 1998 en 2002 ligt hoger bij de tieners met een Belgische nationaliteit (1,1%) dan bij de meisjes met een vreemde nationaliteit (0,8%), met een uitzondering van de Zwart-Afrikaanse meisjes (1,8%).
44% van de nieuwe moeders woonde geïsoleerd of in een opvangtehuis
3% van de Belgische tienermoeders werd prenataal niet opgevolgd. Dit cijfer ligt hoger onder de meisjes met een vreemde nationaliteit (8,8%) dan onder de meisjes met de Belgische nationaliteit (1,4%). De geïsoleerde jongeren raadplegen ook minder vaak een verloskundige voor de bevalling.

Deze studie is een aanzet tot opvullen van een leemte in het Belgisch wetenschappelijke landschap: de demografische kenmerken van jonge abortuscliëntes en moeders. Over enkele maanden maak ik een eigen studie bekend waarin ik enerzijds de geboorteaangiftes van tienermoeders en anderzijds de registraties door regioteamleden van Kind & Gezin bespreek.
Een voorproef is te beluisteren op de Dag van de Sociologie op 11 juni in Amsterdam (http://www.nsv-sociologie.nl/).

Beghin, D., Cueppens, C., Lucet, C., Ndamé, S., Masuy-Stroobant, G., Sasse, A., Piette, D. (2006). Adolescentes: sexualité & santé de la reproduction. Etat des lieux en Wallonie et à Bruxelles. Ministère de la Communauté française.
Actueel: CONFERENTIE OVER TIENERZWANGERSCHAP IN LONDEN

Op 14 mei vindt er in Londen een conferentie plaats onder de titel: 'Tackling Teenage Pregnancy'. Dit maakt meteen duidelijk dat de focus vooral ligt op preventie.
Ik neem hieronder een korte omschrijving van de conferentie op. Meer info is te vinden via http://www.capitaconferences.co.uk/OurConferences/LocalGovernment/Tackling+Teenage+Pregnancy.htm


"Capita’s 5th National Tackling Teenage Pregnancy Conference brings together expert speakers to provide a strategic update and practical guidance on effective ways to prevent teenage pregnancy.
The Government’s teenage pregnancy strategy continues to have an effect, with teenage pregnancy numbers falling nationally. However, the UK still has one of the highest teenage pregnancy rates in Europe and there remains work to be done if the target to halve under-18 conceptions by 2010 is to be met.
This timely event will address core issues, including:
• Adopting a joined up approach to delivering sexual health and teenage pregnancy education and training
• Ways to listen to the voice of young people to ensure sexual health and relationship advice and support services are user friendly
• Methods for identifying the most vulnerable and at-risk to enable preventive engagement, education and support
• How to reach young people and parents with successful media campaigns
Attend this conference to gain practical solutions for preventing teenage pregnancy through effective Personal, Social and Health Education (PSHE) and Sex and Relationships Education. Engage with fellow stakeholders sharing your commitment to radically reduce teenage pregnancy rates in the UK."
Actueel: HET BESLISSINGSPROCES VAN ZWANGERE TIENERS

Er is bijzonder weinig literatuur over het beslissingsproces van ongepland zwangere tieners voorhanden. Sóley Bender (2008) wil met haar artikel in het tijdschrift Adolescence een aanzet geven tot verandering. Zij interviewt drie Ijslandse tieners (15, 17 en 20 jaar) gedurende hun zwangerschap en focust tijdens de gesprekken op de wijze waarop het beslissingsproces verlopen is. Deze steekproef is zeer beperkt en bovendien niet representatief, omdat het over meisjes gaat die aanvankelijk de abortusprocedure opstartten en na verloop van tijd beslisten hun zwangerschap uit te dragen. Wellicht volgt slechts een klein percentage van de pubers die zwanger worden, een gelijkaardig traject.
Het durven trotseren van ambivalentie is cruciaal in de beslissing over een ongeplande zwangerschap: ja, maar...
Een belangrijke vaststelling van de onderzoekster is dat ambivalentie duidelijk aanwezig is in de verhalen van de meisjes. Zij waardeert dit, net zoals ik zelf zou doen. Toch zijn er in de beschikbare citaten weinig aanwijzingen dat de tieners dit zelf als voordelig zien. Het meisje dat de grootste ambivalentie verwoordt, blijkt het meisje met de meeste blijvende twijfels en bijhorende kopzorgen, ook na de genomen beslissing. Dat dit voortdurend overwegen van verschillende scenario's een teken van volwassenheid is, is ook mijn mening. De auteur poneert deze echter als een vaststaand feit, wat ik te ver vind gaan en wat mijns inziens niet volledig recht doet aan de verhalen van de aanstaande moeders.
In de lijn van deze vooringenomenheid lees ik in het artikel een verschil in waardering van de verschillende beslissingsprocessen. Het jongste meisje dat zich vooral laat leiden door afkeer van abortus en die er naar uitkijkt om een kind te hebben dat van haar is, wordt geschetst als een puber op zoek naar 'bezit'. In deze omschrijving lees ik een wijdverspreide veroordeling van sommige beweegredenen van tieners om hun zwangerschap uit te dragen. Zelden wordt vermoed dat het voor een zeer jonge tiener moeilijk is met een volwassene te praten of om haar gevoelens genuanceerd te verwoorden. Tot nog toe is het nergens bewezen dat de inborst van zeer jonge tienermoeders en oudere moeders fundamenteel verschillend is.
Een laatste opmerking over ambivalentie: dat deze centraal staat in de verhalen van de drie tieners spreekt voor zich omdat ze een shift gemaakt hebben in hun keuze. Wellicht is deze ambivalentie minder aanwezig bij de doorsnee zwangere tiener. De auteur vindt dit een spijtige zaak en vraagt welzijnswerkers om het overwegen van verschillende scenario's te stimuleren. Opnieuw deel ik haar mening, maar dan wel vanuit ervaring en intuïtie en niet vanuit zogenaamd wetenschappelijke bewijsvoering.

Uit de interviews blijkt tevens dat de eigen moeders van de meisjes een belangrijke rol spelen in het beslissingsproces van de zwangeren, veel meer dan de toekomstige vaders. De tieners voelen onbewust aan dat ze vooral steun bij hun ouders zullen (moeten) zoeken en passen hun denken over de zwangerschap hieraan aan (Bender, 2008). Dit is een belangrijke bevinding voor hulpverleners die geconsulteerd worden tijdens een beslissingsproces. Het doel van de gesprekken moet niet zijn om meisjes te stimuleren tot een onafhankelijke keuze. Eerder zouden de begeleiders moeten streven naar bewustwording bij de meisjes van wie de meest invloedrijke personen zijn in hun leven en hoe ze de invloed van deze personen beleven. Niemand kan een beslissing alleen maken, altijd wordt er rekening gehouden met derden. Dat is geen schande. Het is integendeel onvermijdbaar. Heel belangrijk is dat een jongere (en een volwassene) zich tegenover die invloed leert verhouden.

Dit artikel vormt een beloftevolle aanzet tot het stoferen van een onderbestudeerd studiedomein.

Bender, S.S. (2008). Three Cases of Adolescent Childbearing Decision-Making: The Importance of Ambivalence. Adolescence, 43 (172): 861-79.
Actueel: OPVANGPLAATSEN VOOR TIENERMOEDERS IN BRUSSEL

Goed nieuws uit de sector: De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) maakt 225.000 euro vrij voor Brusselse tienerouders. Deze geldsom is bestemd voor Vogelzang, het Vlaamstalige CIG te Sint Pieterswoluwe (De Morgen, 21 maart 2009). De CIG's (centra integrale gezinszorg) zijn instellingen waar vrouwen (en koppels) samen met hun kind(eren) worden opgevangen. Ze worden op socio-economisch en pedagogisch vlak begeleid.
De Vlaamse gemeenschapscommissie maakt 225.000 euro vrij voor Brusselse tienerouders

Tot op de dag van vandaag zijn er in de Vlaamse CIG's slechts 16 plaatsen expliciet voor tienermoeders, namelijk 8 in De Merode in Kasterlee en 8 in Ten Anker in Oostende. Dit tekort wordt al lang aangeklaagd. Het extra geld voor plaatsen in het Brusselse komt dan ook als geroepen. Het is nog niet officieel bekend hoeveel tienermoeders in de Vogelzang zullen kunnen opgenomen worden en of zij ook in leefgroepvorm zullen begeleid worden, zoals dat in De Merode en in Ten Anker het geval is.

Dat het geld naar een Brusselse instelling gaat is des te meer positief omdat het relatieve aantal tienermoeders daar aanzienlijk hoger ligt dan in Vlaanderen en Wallonië. In 2006 (laatst bekende cijfer voor Brussel) kregen in het Brussels hoofdstedelijk gewest 8 op de 1000 meisjes jonger dan 20 jaar een kind. In Vlaanderen waren dat 4 en in Wallonië 5 op de 1000 meisjes. Het is dan ook intriest dat er momenteel geen gespecialiseerde dienst voor tienerouders bestaat in het Brusselse. De toekomstige plaatsten in de Vogelzang zijn een stap vooruit. Toch zullen de plaatsen beperkt blijven en zal deze hulpverlening enkel ten dienste staan van de meest achtergestelde tienermoeders. Vele andere jonge vrouwen en mannen zijn met een kortlopende en aan hun leefwereld aangepaste begeleiding in staat om hun kind zelfstandig op te voeden.
Een stap vooruit dus, maar nog een lange weg te gaan...
Actueel: TIENERZWANGERSCHAPSCIJFERS IN ENGELAND

Engeland staat bekend als het Europese land met het hoogste relatieve aantal tienerzwangerschappen. Als antwoord hierop lanceerde de overheid in 1998 de Teenage Pregnancy Strategy, met voornamelijk twee doelen: een halvering van het zwangerschapscijfer onder minderjarigen en de stijging van het aantal schoolgaande minderjarige tienerouders tot 60%, beide tegen 2010.

Ter evaluatie van deze Teenage Pregnancy Strategy worden jaarlijks tienerzwangerschapscijfers bekendgemaakt. In 2007 werd er voor het eerst sinds 1998 opnieuw een fixe stijging vastgesteld. 41,7 op de 1000 meisjes tussen 15 en 18 raakten zwanger, ten opzichte van 40,6 in 2006. In vergelijking met 1998 blijft dat een daling van bijna 11%. Deze daling is behoorlijk te noemen. Toch is ze miniem, wetende dat we nog slechts een aantal jaren van 2010 verwijderd zijn en er van een halvering nog lang geen spake is.


Na een stijging van het zwangerschapscijfer onder minderjarige meisjes in Engeland maakt de overheid ruim 22 miljoen euro vrij voor de preventie van tienerzwangerschappen

Opvallend is dat, net zoals in België, het aandeel tienerabortussen jaarlijks blijft stijgen. Bijna 51% van de zwangerschappen bij minderjarigen (15-17 jaar) eindigt in een abortus in Engeland. In België was dat in 2007 65%. In het persbericht ondertekend door een aantal Britse ministers wordt deze stijging als een extra reden aangewend om vooral in te zetten op de preventie van ongeplande zwangerschap (cf titel persbericht = More Cash for Contraception). Nergens wordt verwezen naar de mogelijkheid dat de huidige campagnes naast een gedeeltelijke gedragsverandering vooral een waardenverandering tot gevolg hebben. De daling van het aantal tienerzwangerschappen is niet drastisch. Wel wensen steeds minder jongeren hun zwangerschap uit te dragen.

Het abortuspercentage maakt het ook mogelijk het zwangerschapscijfer te vergelijken met wat Unicef als limiet stelt voor een alamerend aantal tienermoeders. Volgens Unicef kan in een land van een hoog aantal tienermoeders gesproken worden als tussen de 15 en 20 jaar meer dan 10 meisjes op de 1000 moeder worden per jaar. Engeland zit daar met ongeveer 20 moeders per 1000 meisjes zelfs in de leeftijdscategorie 15 tot en met 17 jaar ruim boven. Het is bovendien algemeen bekend dat het aantal tienerzwangerschappen bij de 18 en 19jarigen hoger ligt dan bij de minderjarigen en dat het aandeel tienerouders stijgt met het ouder worden van de moeder. Engeland blijft dus geconfronteerd met een alarmerend hoog aantal tienerouders.

Nergens worden echter cijfers bekend gemaakt die het welslagen van de teenage pregnancy strategy met betrekking tot het tweede streefdoel, namelijk de verhoging van de scholingsgraad van tienerouders en het voorkomen van vroegtijdige sociale exclusie, evalueren. Er wordt door de minister van voortgezet onderwijs enkel verwezen naar bijkomende inspanningen in de sector.

De ministers van gezondheid en van jeugd bevestigen dat de cijfers van 2007 teleurstellend zijn, maar vernoemen in eenzelfde adem het vierde kwartaal van 2007, waarin het aantal tienerzwangerschappen opnieuw gedaald is. Het mag duidelijk zijn dat men hier blij is met een dode mus. Er is nog veel werk aan de winkel voor Groot-Brittannië, dat zonder dat te willen, de voorbije weken ruimschoots in de pers kwam, met betrekking tot het thema.

Ik kan enkel hopen dat de extra 20.500.000 pond (een ruime 22.000.000 euro), ter beschikking gesteld door de bevoegde minsisters, afdoend worden aangewend. Mijns inziens betekent dat: zich niet blindstaren op preventie in de enge zin van het woord, maar ook werken aan de onderliggende problematieken.

Voor meer info zie:
http://www.everychildmatters.gov.uk/health/teenagepregnancy/
Actueel: VRIJSTELLING VAN LEERPLICHT VOOR TIENERMOEDERS

In de Standaard pleitte Willy Cockx vorige week voor een vrijstelling van leerplicht voor tienermoeders net na de geboorte van hun kind. Cockx is gezinsbegeleider van de tienermoederleefgroep in het CIG De Merode te Kasterlee en klaagt aan dat het voor een heel aantal jonge moeders quasi onmogelijk is om een goede band met hun kind op te bouwen en tevens goed te presteren op school. Vele van de leerplichtige moeders gleiden af naar het deeltijdsonderwijs en worden daar sinds dit jaar geconfronteerd met de plicht op dagbesteding. Waar men vroeger relatief lax was als een leerling geen stageplek vond, is dat momenteel een reden om een leerling te schorsen. Dit betekent dat veel tienermoeders in een job terechtkomen waarvoor ze ofwel vroeg moeten starten ofwel lang moeten doorwerken (info verkregen uit artikel in de Standaard (20 februari) en in een gesprek met mijnheer Cockx).

Het is voor vele tienermoeders moeilijk goed te presteren op school én een band op te bouwen met hun kind. Vrijstelling van leerplicht zou ademruimte geven

Niet ideaal als er thuis ook nog een kind is, dat ze vaak alleen opvoeden of liever niet te lange tijd aan de zorgen van de eigen ouders overlaten. Dat de meeste van de zwangerschappen onder tieners ongepland zijn, maakt dat het wennen aan en het binding leggen met hun kind tijd en aandacht vragen. Een vrijstelling van leerplicht voor een beperkte periode zou de moeders wat ademruimte kunnen geven en hen in staat stellen begeleiding te zoeken bij hun nieuwe opdracht als opvoeder.

Een tegenwerping is dat men vreest dat dit tieners zal aanzetten om moeder te worden. Dit is echter niet noodzakelijk zo. Ter illustratie: momenteel bestaat er een uitzondering op de wet omtrent leefloon. In principe kunnen enkel meerderjarigen een leefloon ontvangen. Indien een minderjarige een kind heeft, heeft zij echter ook recht op deze uitkering. Toch blijkt uit een verkennende studie onder OCMW's in de provincie Antwerpen (onderzoek masterthesis Sociologie door Anneleen Malcorps, begeleid door Jacobs Thérèse en mezelf, aangevraagd door het cRZ - resultaat beschikbaar vanaf juni 2009) dat zeer weinig tienerouders een leefloon aanvragen. De proef op de som zou kunnen genomen worden door in gesprek te gaan met Nederlandse beleidmakers en welzijnswerkers. In Nederland hebben tienermoeders immers recht op een jaar vrijstelling van leerplicht na de bevalling.

Ik hoop deze dialoog gaande te houden met de CIG's, Willy Cockx in het bijzonder, de overheid en contactpersonen in Nederland tijdens mijn doctoraatsproject dat ik begin maart start aan de universiteit van Antwerpen en dat tienerouderschap en beleid als thema heeft.
Actueel: TIENEROUDERS IN DE PERS

Tot twee maal toe haalden tienerouders het nieuws de afgelopen week. Er was de Britse vader van 13 jaar, die zowel in zijn, als ons land grote verontwaardiging uitlokte. Dit vooral omdat hij evengoed 9 of 10 jaar had kunnen zijn. In België zijn er geen gevallen bekend van zulke jonge vaders. Doorgaans is een (tiener)vader een tweetal jaar ouder dan zijn partner en de meisjes die voor hun 15e zwanger worden zijn erg zeldzaam (18 in 2007).

Tevens vorige week pleitte Johnathan Porritt, een vooraanstaand milieuadviseur van de Britse regering, voor maximaal 2 kinderen per gezin. Door meer kinderen te krijgen dragen we volgens hem bij aan de overbevolking die een bedreiging is voor het leefmilieu en in extremis voor het voortbestaan van de mens. In één adem verwees Porritt naar het probleem 'tienerouderschap' in Groot-Brittannië. Hoe vroeger jongeren kinderen krijgen, hoe meer ze er krijgen, is zijn oordeel. Hij pleitte voor betere voorlichting over contraceptiva en over abortus.
Het heeft er alle schijn van dat men tienerouders tot zondebokken maakt.
Beide items lokken heftige reacties uit.
Met betrekking tot Alfie bepalen de begrippen 'verantwoordelijkheid' en 'klassenstrijd' de teneur. Enerzijds laat men zich negatief uit over ouders die zulke jonge kinderen met elkaar laten slapen. Men meent dat de onverantwoordelijkheid en het profiteren van de maatschappij (staatsafhankelijkheid door vroeg ouderschap) wordt doorgegeven van generatie op generatie. Enkel een aangepaste voorlichting zou redding kunnen brengen.
Aan de andere kant van het spectrum wordt de problematiek verbonden met een algemeen maatschappelijk probleem. Jongeren die geen hoog gewaardeerde toekomst voor zich zien, creëren zichzelf een toekomst. Ze krijgen een kind of kiezen ervoor om een onverwachte zwangerschap niet te stoppen en geven zo zin aan hun leven. Vanuit deze opinie is jong ouderschap een symptoom van een ruimer probleem, namelijk het opmerkelijk grote klassenverschil in Groot-Brittannië.
In principe weerklinkt hier een aloude discussie. Wie treft schuld: het individu of de maatschappij en wat is het antwoord: straffen en opvoeden of ontschuldigen en structureel veranderen? Zelf pleit ik voor een middenweg, omdat beide opinies in hun extremiteit paternalistisch zijn. De enen zijn er op uit om hun eigen levensvisie en wijze, die getuigt van verantwoordelijkheidszin, via opvoedingsprogramma's te verspreiden onder de achtergestelden. De anderen ontschuldigen zo sterk dat een individu elk vermogen tot persoonlijke verandering wordt ontzegd. Ergens daartussenin ligt een benaderingswijze die weinigen gegeven is. Ze combineert een niet veroordelende openheid voor verschillende levensstijlen, met oprechte verontwaardiging over wantoestanden. Zulke verontwaardiging leidt tot individuele zowel als maatschappelijke claimen.


Bij het pleidooi van Porritt zijn de reacties even tegengesteld, zij het op een andere curve. Conservatieve groeperingen verdenken Porritt van een beweging naar het Chinese model, waar een 1 kind-politiek gevoerd wordt. Mijns inziens pleit de man echter nergens expliciet voor zulke politiek en lanceert hij vooral een oproep, die ik niet misplaatst vind. Overbevolking is een probleem, waarvoor we onze verantwoordelijkheid inderdaad dienen op te nemen.

Toch volg ik zijn redenering niet volkomen. Vrouwen krijgen in de meeste West-Europese landen nu al gemiddeld minder dan twee kinderen. Dat de Westerse bevolking toch aangroeit heeft vooral te maken met migratie en met de huidige bevolkingsstructuur. Zo sterven we op steeds latere leeftijd, waardoor het netto bevolkingsaantal groeit. Daarnaast ervaren we nog enigszins de late gevolgen van de babyboom in de jaren '50. Er zijn veel vrouwen op vruchtbare leeftijd zodat, zelfs als deze vrouwen maar twee kinderen krijgen, de bevolking blijft aangroeien.

Ten slotte houdt zijn verwijzing naar tienerouderschap als boosdoener weinig steek. Uit de meeste onderzoeken blijkt inderdaad dat tienermoeders gemiddeld meer kinderen krijgen dan leeftijdsgenoten die op oudere leeftijd hun eerste kind krijgen. Probleem met de meeste van deze onderzoeken is dat de moeders ondervraagd worden rond de leeftijd van 30 jaar. De gezinnen van moeders die na hun 20ste hun eerste kind kregen zijn heel vaak nog niet voltooid op hun 30ste. Het is vooralsnog niet duidelijk of tienermoeders nog steeds zouden voorlopen op leeftijdsgenoten als ze opnieuw ondervraagd worden op hun 40ste. Sommige onderzoekers vermoeden dat de pariteit bij tienermoeders even hoog ligt als bij vrouwen uit een gelijkaardige sociaal-economische klasse.

In beide nieuwsberichten wijst men met een beschuldigende vinger naar (ouders van) tienerouders. Zonder te ontkennen dat de levensomstandigheden (voor de kinderen) van tienerouders niet zelden ondermaats zijn, wil ik waarschuwen voor het creëren van een zondebok. De meeste mensen vinden minderjarig ouderschap zo vreemd of ongepast, dat ze het koppelen van problemen aan deze bevolkingsgroep slikken als zoete broodjes. We weten echter al langer dat eenvoudige verklaringen én oplossingen voor problemen meestal verdacht zijn.
Actueel: TIENERABORTUSSEN IN DETAIL

Het meisje waarover Amanda Palmer zingt in ‘Oasis’ ondergaat een abortus naar aanleiding van een verkrachting. In België zijn er per jaar slechts een 12tal tieners die verkrachting of incest noemen als een reden voor hun abortus. Hieronder geef ik een aantal van de karakteristieken van de jongste abortuscliëntes in België.

In 2007 kozen 2708 meisjes jonger dan 20 jaar voor een abortus (zie blogbericht 'abortuscijfers 2006 en 2007' (januari 2009)). Dat is 15% van alle abortuscliëntes. Tussen 2002 en 2005 kwam slechts 14% uit deze leeftijdscategorie. De stijging is het hoogst bij de 10 tot 14 jarigen. Op 6 jaar tijd steeg hun proportie gemiddeld met 8,2%. Bij de 15-19jarigen was dit slechts 0,8%. Wel gaat het bij de jongste tieners in 2007 slechts over 108 abortussen. Bij zulke klein aantallen, is elke verandering een grote verandering.

Tieners kiezen meestal voor abortus omwille van persoonlijke moeilijkheden, ze gebruikten meestal geen voorbehoedsmiddel bij conceptie en kiezen meestal voor een ingreep in een abortuscentrum.

De 10 tot 14 jarigen geven meestal (90%) persoonlijke redenen op voor hun abortus. Deze persoonlijke redenen kunnen zijn: te jong, te oud, studente, alleenstaand, momenteel geen kinderwens, voltooid gezin. Ook bij de 15 tot 19jarigen overheerst de persoonlijke noodsituatie (77-78%). Tevens meldden veel van de meisjes relationele problemen (13%). Relatieproblemen kunnen zijn: relatie onlangs verbroken, partner aanvaardt de zwangerschap niet, occasionele relatie, te recente relatie, buitenechtelijke relatie, partnerrelatiemoeilijkheden, relatiemoeilijkheden met de omgeving, juridische problemen i.v.m. de echtscheiding. De ingeroepen noodsituatie van tieners verschilt hiermee enigszins van de algemeen ingeroepen noodsituatie. Van alle redenen die er voor een abortus in België worden opgegeven is 54% persoonlijk, 25% relationeel en 14% materieel.

De oudste tieners verschillen niet zo erg van de gehele groep wat het gebruikte anticonceptiemiddel betreft. 42 tot 43% gebruikte geen anticonceptie, 26 tot 27% gebruikte de pil en 23 tot 24% gebruikte een condoom. Bij de 10 tot 14jarigen is het beeld anders: 51 tot 62% gebruikte niets bij conceptie en 29 tot 37% gebruikte een condoom.

Met betrekking tot de abortusmethode is er niet zoveel verschil tussen de tieners en de oudere vrouwen. 73 tot 82% van de tienerabortussen gebeurt via een vacuümaspiratie en 11 tot 15% via mifepristone (abortuspil). Ook de keuze tussen een abortus in een centrum of in een ziekenhuis is gelijklopend voor tieners als voor alle vrouwen. 82 tot 86% van de tieners kiest voor een abortus in een centrum.

Nationale Commissie voor de Evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de
Zwangerschapsafbreking (2008). Verslag ten behoeve van het parlement. 1 januari 2006 - 31 december 2007, Brussel.
Actueel: TIENERBEVALLINGEN IN EUROPA

In december 2008 kwam het tweede Europees Perinataal Gezondheidsrapport van het Euro-Peristatproject online. Deze uitgave wordt gefinancieerd door de Europese overheid en door het Uitvoerend Agentschap voor Gezondheid en Consumenten. In het rapport worden statistieken opgenomen in verband met de perinatale gezondheidstoestand van vrouwen en kinderen in een groot aantal Europese landen.

België heeft in vergelijking met andere Europese landen een laag tienerbevallingspercentage. 2,1% van de Belgische bevallingen is een bevalling bij een tiener.

België (Vlaanderen) behoort met 2,1% tot de groep landen met het laagste aandeel tienerbevallingen (percentage tienerbevallingen van totaal aantal bevallingen). Andere landen met een percentage lager dan 3% zijn Portugal, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Slovenië, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, Corsica en Cyprus
Landen met een percentage tussen 3 en 5% zijn Ierland, Spanje, Oostenrijk en de Tsjechische Republiek.
Landen met een percentage hoger dan 5% zijn: Groot-Brittannië, Polen, Slovakije, Hongarije, Litouwen, Letland en Estland.

Volgens het rapport gaan tienerbevallingen meer dan toevallig samen met perinatale problemen, zoals vroeggeboorte, sterfte of groeiachterstand. Als redenen voor deze problemen worden voornamelijk sociale en gezondheidsfactoren opgegeven, zoals een beperkte opvolging door verloskundigen, ongewilde of verborgen zwangerschappen, beperkte voeding of een lagere sociale klasse.
Uit ander onderzoek blijkt dat enkel voor tieners jonger dan 16 jaar de leeftijd bepalend is voor perinatale problemen (Cunnington, 2001). Andere risico's hangen samen met de leefomstandigheden van de tiener en haar achtergrond. Men kan een jongere dan ook geen intensieve opvolging opdringen enkel en alleen omwille van haar leeftijd.

Aan de hand van deze percentages kunnen we geen uitspraak doen over het al dan niet hoog liggen van de Belgische tienerbevallingscijfers ten opzichte van de cijfers in andere landen. Het bekomen percentage is immers afhankelijk van de aantallen in de andere leeftijdsgroepen.

Cammu H., Martens, G., De Coen, K., Van Mol, C. & Defoort, P. (2005). Perinatale activiteiten in Vlaanderen 2004, Brussel: Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie.
Cunnington, A.J. (2001). What’s so bad about teenage pregnancy? Journal of Family Planning and Reproductive Health Care, 27(1): 36-41.
Euro-Peristat Project (2008). Eeropean Perinatal Health Report. Data from 2004.
ABORTUSCIJFERS 2006 EN 2007

Op donderdag 21 januari werden de recentste abortuscijfers bekendgemaakt in de senaat. De belangrijkste vaststelling is dat, sinds de goedkeuring van de abortuswet in 1990, het relatieve aantal abortussen jaarlijks licht blijft stijgen (gemiddeld 3%). In 2005 bedroeg het abortuscijfer per 1000 vrouwen tussen 10 en 55 jaar in België 5,3 (16.696 abortussen). In 2007 was dit 5,9. Er werden in 2007 18.705 abortussen geregistreerd in België.
Het typische profiel van een abortuscliënte blijft in 2007 ongewijzigd. Een vrouw die voor abortus kiest heeft het meeste kans om tussen 20 en 30 jaar oud (48%), ongehuwd (66%) en kinderloos (48%) te zijn.

Het aantal abortussen onder tieners bleef in 2006 en 2007 stijgen. In 2007 kozen 2708 jongeren onder de 20 voor een abortus.

Ook onder de tieners stijgt het abortuscijfer. In 2007 kozen 8,2 meisjes op de 1000 meisjes tussen 15 en 19 jaar voor een abortus. Bij de tieners onder de 15 jaar is dat 0,4 op de 1000. Wel stellen we vooral in deze zeer jonge leeftijdsgroep een sterke stijging vast. Uit andere berekeningen weten we dat het relatieve aantal bevallingen voor deze leeftijdsgroep in 2007 constant gebleven is op minder dan 0,1 bevallingen per 1000 meisjes. Dit betekent dat binnen deze leeftijdsgroep de zwangerschappen zijn toegenomen en dat het evidenter was dan de vorige jaren om voor abortus te kiezen. Vorige jaren eindigde 1 vierde tot 1 zesde van de zwangerschappen in een bevalling. In 2007 was dat voor het eerst slechts een zevende. Concreet schommelde het aantal abortussen bij de zeer jonge tieners de laatste jaren rond de 85. In 2007 werden 107 abortussen geregistreerd.
Het is te vroeg om deze stijging een trend te noemen, omdat het binnen deze jonge leeftijdsgroep om een kleine groep tieners blijft gaan, waardoor elke stijging of daling 'opmerkelijk' te noemen is.
In Duitsland werkte men in 2008 een groots onderzoek af naar abortus onder minderjarigen (zie www.bzga.de). In België is er amper tot niets bekend over het profiel van de jonge abortuscliëntes. Het wordt tijd dat de overheid initiatief neemt om deze leemte in te vullen, zodat het huidige preventiewerk kan aangepast worden aan deze doelgroep.

Deze cijfers zijn gebaseerd op een voorlopig rapport en worden aangepast zogauw ik het definitieve rapport in mijn bezit heb.

WETTEN MINDERJARIGEN EN REPRODUCTIEVE GEZONDHEID

Het Guttmacher Institute gaf begin januari een overzicht vrij van de wetten over de reproductieve gezondheid van minderjarigen in Amerika. De onderwerpen die ons interesseren zijn abortus, prenatale zorg en de rechten als ouder van minderjarigen. Het valt onmiddellijk op dat de wetgeving in Amerika sterk verschilt van deze in België.
Amerika heeft specifieke wetten over minderjarigen en zwangerschap. België niet.
Zo eisen 34 van de 50 Amerikaanse staten dat ten minste één van de ouders betrokken is bij de keuze voor een abortus van een minderjarige. Dit kan door toestemming te geven of door op de hoogte te zijn of beide. Eventueel kan een jongere ook toestemming krijgen via de rechtbank of via een grootouder. Tevens zijn er situaties waarbij de procedure via de ouders niet gevolgd moet worden, zoals een medische noodzaak of geweldpleging. Slechts 15 staten hebben, net zoals België, geen bepalingen in verband met de ouders van minderjarigen opgenomen in de abortuswet. In België kan een minderjarige dus vrij van elke goedkeuring van derden tot een abortus overgaan.

In de meeste staten worden alle minderjarigen in Amerika, zonder verdere vereisten, expliciet toegelaten tot de prenatale zorg. Soms is deze toelating afhankelijk van de leeftijd, andere keren van de maturiteit van de jongere. 15 staten hebben, zoals België, geen specifieke bepalingen hierover. In België valt prenatale zorg bij minderjarigen onder artikel 12, van de Wet betreffende de rechten van de patiënt van 2002. De ouder van een minderjarige is verantwoordelijk voor de gezondheid van de jongere.

Voor de keuze voor abortus worden de meeste minderjarigen in Amerika afhankelijk gesteld van hun ouders. In het ouderschap is dat veel minder het geval. Slechts in 10 staten mogen tienerouders niet zelf beslissen over een adoptie van hun kind. Meestal krijgen ze daar expliciet de toelating voor. Andere keren zijn er geen expliciete bepalingen, net zoals in België. In België zijn er vereisten inzake leeftijd voor de adoptieouders, maar niet voor de afstandsouders.
In België is een ouder verantwoordelijk voor de medische zorgen van een minderjarig kind (zie hierboven). Over de medische zorgen voor het kind van die minderjarige is er niets opgenomen in de patiëntenwet. In Amerika zijn er 30 staten die expliciet stellen dat een minderjarige kan beslissen over de gezondheidsvoorzieningen voor haar of zijn eigen kind.

De verschillen tussen Amerika en België zijn voornamelijk ingegeven door een andere gevoeligheid voor tienzwangerschap en -ouderschap. In Amerika liggen de zwangerschapscijfers erg hoog en is het taboe betreffende jongeren en seksualiteit groter dan in België. Ex-president Clinton zag de preventie van tienerzwangerschap als één van de hoofddoelen van zijn beleid.
Het volledig ontbreken van elke Belgische wetgeving met betrekking tot minderjarigen en dit deel van de reproductieve gezondheid is echter een lacune. Het kan nuttig zijn om te onderzoeken of dit gebrek voor moeilijkheden zorgt in de praktijk.

Literatuur:
  • Guttmacher Institute (2009). Minors' Access to Prenatal Care. Policy in Brief.
  • Guttmacher Institute (2009). Minors' Rights as Parents. Policy in Brief.
  • Guttmacher Institute (2009). Parental Involvement in Minors' Abortions. Policy in Brief.
Analyse van geboorteaangiftes door tienerouders

Ik werk momenteel aan een analyse van de geboorteregistraties van kinderen van moeders jonger dan 20 jaar, die tussen 2002 en 2007 in Vlaanderen bevallen zijn. De resultaten van deze analyse zullen ons voor het eerst een gedetailleerd idee geven van enkele socio-economische karakteristieken van tienermoeders en hun partners in Vlaanderen. Het geeft ons de mogelijkheid om deze karakteristieken te vergelijken met wat bekend is over tienerouders in Nederland, Groot-Brittanië en Amerika.
Onderzochte items zijn: leeftijd, laatst behaalde diploma, huidige werk, burgerlijke staat, nationaliteit en pariteit. Vorderingen in dit onderzoek zal ik via deze blog bekend maken of kunnen bij mij opgevraagd worden.
Marjolijn
Welkom!
Ik ben zelfstandig onderzoeker met betrekking tot het thema tienerzwangerschap. Op deze blog (in opbouw!) vind je info over onderzoek dat ik in het verleden deed en over projecten die momenteel lopen. Tevens vind je hier een aantal basisgegevens over tienerzwangerschap en zal ik regelmatig recente bevindingen en activiteiten uit België of het buitenland publiceren.
Ik hoop hiermee bij te dragen aan de beperkte kennis inzake tienerzwangerschap in Vlaanderen.
Marjolijn

Algemene informatie tienerzwangerschap

  • Enkele cijfers
  • Gepland of ongepland
  • Abortus of ouderschap
  • Gevolgen
  • Begeleiding
  • Top 5 literatuur tienerzwangerschap
  • Links binnenland
  • Links buitenland
  • Archief 'actueel'

Enkele cijfers (uitgebreidere cijferreeksen op te vragen)

In 2007 bevielen in België 2837 meisjes jonger dan 20 jaar. 2708 tieners lieten een abortus uitvoeren. In 2007 waren er dus 5545 tienerzwangerschappen bekend. Daarbij dient nog een klein percentage miskramen gerekend te worden.
Als we deze cijfers vergelijken met het aantal meisjes tussen 10 en 20 in België dan werden in 2007 5 op de 1000 meisjes moeder, 4 op de 1000 meisjes maakten een abortus mee en 9 op de 1000 meisjes werden zwanger. De voorbije 11 jaar fluctueert het zwangerschapscijfer tussen de 8 en de 9. In 2007 werd, op 2000 en 2001 na, het hoogste zwangerschapscijfer genoteerd.
Er zijn sterke gewestelijke verschillen. In Vlaanderen worden 7 per 1000 meisjes zwanger, in Wallonië 10 en in het Brussels hoofdstedelijk gewest 19. In Vlaanderen kiezen tieners vaker voor het moederschap dan voor abortus. In Brussel is dat net omgekeerd en in Wallonië kiezen ze ongeveer even vaak voor geboorte als voor abortus.
Hoe ouder een meisje, hoe meer kans zij heeft op een zwangerschap. Minderjarige meisjes hebben 4 duizendste kans om zwanger te worden. Meerderjarige meisjes daarentegen 29 duizendste. Hoe ouder de zwangere meisjes zijn hoe groter ook de kans dat zij hun zwangerschap uitdragen.
Het bevallingscijfer en het abortuscijfer evolueren elk jaar meer naar elkaar toe. In 1996 eindigden slechts 1 op de 3 van de zwangerschappen in een abortus, nu is dat bijna de helft.
Deze cijfers zijn gebaseerd op cijfers verkregen van het SPE, het ONE en het observatorium voor Gezondheid en Welzijn, op rapporten van de evaluatiecommisie inzake de abortuswet van 1990 en op bevolkingscijfers van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (vroegere NIS).
Uitgebreidere analyses of uitleg kunnen opgevraagd worden.

Gepland of ongepland

Over de oorzaken van tienerzwangerschap is veel discussie. Er is een verschil tussen ongeplande zwangerschappen en (semi-)geplande zwangerschappen. Ongeplande zwangerschappen kunnen het gevolg zijn van het niet gebruiken van anticonceptie door beperkte kennis, door een gevoel van persoonlijke onfeilbaarheid wat een zwangerschap betreft, door communicatiemoeilijkheden over anticonceptie met de partner, door vooroordelen ten opzichte van bepaalde anticonceptiva of gedwongen (onveilige) seks. Ook kan anticonceptie fout gebruikt worden of falen. Ten slotte kan een jongere nonchalant zijn in het gebruik van anticonceptie omdat hij of zij het eigen risico op zwangerschap moeilijk kan inschatten of omdat hij of zij geen regelmaat vindt in het plannen van het eigen leven en het gebruiken van anticonceptie. Vanzelfsprekend is deze lijst niet exhaustief.
Een semigeplande tienerzwangerschap is een zwangerschap van een tiener die het niet als een prioriteit ziet om een zwangerschap te voorkomen. Een geplande zwangerschap is een zwangerschap waarnaar sterk verlangd wordt door de tiener. Men schat dat ongeveer een derde van de tieners die ervoor kiezen om hun zwangerschap uit te dragen (semi)gepland zwanger werd. Het betreft hier voornamelijk oudere tieners, met een partner en zonder duidelijke toekomstplanning.

Abortus of ouderschap

Er is een opmerkelijk verschil in de karakteristieken van meisjes die voor abortus en die voor het uitdragen van de zwangerschap kiezen. Meisjes die voor het ouderschap kiezen zijn ouder, armer, lager geschoold, staan negatiever ten opzichte van abortus en kennen anderen in hun familie of kennissenkring die vroeg moeder werden. Het lijkt erop dat voor hen een kind minder een obstakel vormt voor het uitbouwen van de eigen toekomst. Toch mag de keuze voor het kind niet als een negatieve keuze gezien worden, bij de meeste jonge moeders is de positieve keuze voor een kind sterker dan het vlucht- of compensatiemotief dat vaak vermoed wordt bij jonge ouders.

Gevolgen

Ook over de gevolgen van zowel abortus als ouderschap is veel onduidelijkheid. De meeste onderzoekers en begeleiders vermoeden dat negatieve ervaringen van tienerouders meer te maken hebben met de achtergrond van de tiener (armoede, opleiding, sociale vaardigheden, persoonlijke problematiek), dan met het ouderschap zelf. Enkel als een tiener erg jong is, zal het beperkte ontwikkelingsniveau de binding met het eigen kind bepalen.
Er is weinig onderzoek naar de gevolgen van abortus bij tieners. We vermoeden dat ongeveer 1/4e nadien moeite heeft met de abortus. Dit gaat van af en toe een neerslachtige bui of woedeaanval tot zware trauma-ervaringen en rouwverwerking. In hoeverre verwerkingsproblemen bepaald worden door de abortus, de omstandigheden van de abortus of factoren los van de abortus is niet duidelijk. Opvallend is dat vele tieners, die al niet van bij de start een vertrouwenspersoon hebben, pas in hun volwassenheid of bij een nieuwe zwangerschap over de abortus praten.

Begeleiding

Weinig meisjes zoeken na een abortus hulp. Vaak hebben zij genoeg aan een persoon die hen de ruimte geeft om zo veel als zij willen stil te staan bij hun voorbije ervaringen. Als er meer nodig is, kunnen meisjes terecht bij het cRZ.
Ook tienerouders zoeken niet vaak hulp. Zij trekken hun plan. Het ouderschap lijkt een verantwoordelijkheidsgevoel op te roepen dat hen een extra stimulans geeft om hun leven op orde te houden. Tevens kunnen de meeste tienermoeders rekenen op een ruim ondersteuningsnetwerk (ouders, familie, vrienden). Ten slotte kan het zijn dat de mama’s zich sterker voordoen dan ze zijn omdat ze het gevoel hebben dat ze zich moeten bewijzen. Meisjes die wel hulp zoeken, hebben meestal zeer concrete vragen. Een overzicht van organisaties die tienerouders ondersteunen is te vinden in het vademecum ongeplande zwangerschap van het cRZ.

Literatuur tienerzwangerschap (uitgebreidere thematische bibliografie op te vragen)

  • Berthoud, R., Robson, K. (2001). The Outcomes of Teenage Motherhood in Europe. Innocenti Working Papers. Report: WP-86. 72pp. Jul 2001.
  • Furstenberg, F. F. (2007). Destinies of the Disadvantaged: The Politics of Teenage Childbearing (p. 203). Russell Sage Foundation Publications.
  • Kane, R., Wellings, K. (1999). Reducing the Rate of Teenage Conceptions. An International Review of the Evidence: Data from Europe. London: Health Education Authority.
  • Kirby, D. (2002). Effective approaches to reducing adolescent unprotected sex, pregnancy, and childbearing. Journal of Sex Research, 39(1), 51-7.
  • Moore, M.R., Brooks-Gunn, J. (2002). Adolescent Parenthood. In M.H. Bornstein (ed.), Handbook of parenting Second Edition: Vol. 3. Being and Becoming a Parent. Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates, p. 173-214.
  • van Berlo, W, Wijsen, C., Vanwesenbeeck, I. (2005). Gebrek aan regie. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.

Archief 'actueel'