Actueel: PSYCHOSOCIALE EN GEZONDHEIDSNODEN VAN TIENERMOEDERS IN BELGIË

Het onderzoek van Ajoulat en collega's (2010) is uniek, niet noodzakelijk omwille van de conclusies, wel omdat het in België werd uitgevoerd. De Waalse en Brusselse onderzoekers ondervroegen twaalf moeders die hun eerste kind kregen voor hun twintigste in verband met de noden die zij tijdens hun zwangerschap, bevallings- en postnatale periode ervaren hebben. 

Eén van de eerste Belgische kwalitatieve onderzoeken naar tienerouderschap op academisch niveau legt vooral de nood aan erkenning bloot
Hoewel het dus om een kleine sample gaat, lopen de bevindingen gelijk met het internationale onderzoek dat mij bekend is. Met betrekking tot de preventie van vroege zwangerschappen beklemtonen de vrouwen dat het emotionele aspect van relaties en seksualiteit te weinig aan bod kwam tijdens de voorlichting die ze zich herinneren. Sommigen betreuren het dat de preventiewerkers alles op alles zetten om een zwangerschap te vermijden. Voor eventuele verlangens naar een kind was geen ruimte. Als tip geven de meisjes mee ook de ouders van tieners bij de seksuele opvoeding te betrekken (Ajoulat e.a., 2010). Zonder het te weten sluiten ze daarmee aan bij onderzoek waaruit blijkt dat jongeren die vaker en makkelijker over seksualiteit met hun ouders praten minder kans hebben om vroeg zwanger te raken.
Voor elk van de ondervraagde vrouwen was het krijgen van een kind een zinrijke gebeurtenis. Vele elementen worden aangehaald om aan te geven dat hun leven verbeterd is sinds hun kind er is. Sommigen ervaren dat het verantwoordelijkheidsgevoel hen uit de problemen houdt, anderen voelen zich minder eenzaam. Elk van hen wil ook vooral aangesproken worden als moeder, in plaats van als tiener. De auteurs zien het als een belangrijke opgave voor welzijnswerkers om jonge mama's te bevestigen in hun ontluikende moederschap en daarmee verbonden hun zelfwaardering (Ajoulat e.a., 2010).  
Ten slotte geven de onderzoekers aan dat jong moederschap lijkt samen te gaan met isolatie, zowel van de eigen ouders, als van de leefwereld van hun leeftijdsgenoten, bijvoorbeeld de school (Ajoulat e.a., 2010). Naar mijn mening is dit echter een interpretatie die niet rechtstreeks uit de verhalen van de vrouwen te halen is, maar die de onderzoekers er in horen doorklinken. Ik wil niet beweren dat de constatatie van isolatie bij tienermoeders incorrect is. Ze is echter van een andere aard dan de andere wel rechtstreekse conclusies.

Vermits kwalitatief onderzoek bij jonge mama's altijd te kampen heeft met kleine steekproeven, schuilt de waarde van een extra onderzoek voornamelijk in het bevestigen van eerdere bevindingen. De bijdrage van Ajoulat en collega's is hierin duidelijk. De centrale bevindingen zijn niet nieuw, maar kunnen in principe niet voldoende weerklinken. Wel wil ik opmerken dat ik de indruk heb dat het onderzoek erg diepgaand gebeurde. Sommige respondenten spraken over eerdere abortussen of over de moeilijke periode net na hun bevalling. Dat zijn verhalen die zelden aan bod komen in kwalitatief onderzoek bij tienermoeders. Mogelijk is de bereikte diepgang ten dele te wijten aan het tevens werken met oudere vrouwen bij wie het tienerouderschap al even achter hen ligt. De kans bestaat dat zij met meer relativeringsvermogen op hun verleden terugkijken. Spijtig dat deze - wel unieke - verhalen niet weerklinken in de uiteindelijke conclusies. 

Ik ben bovendien blij verrast te lezen dat het geleverde onderzoek gefinancierd werd door de overheid. Zou de interesse in de thematiek eindelijk ontluiken? Of nog: krijgt dit onderzoek navolging in Vlaanderen?

Ajoulat, I., Libon, F., Berrewaerts, J., Noirhomme-Renard, F., Deccache, A. (2010 - in press). Adolescent Mothers' Perspectives Regarding their own Psychosocial and Health Needs: A Qualitative Exploratory Study in Belgium. Patient Education and Counseling. 

Actueel: ABORTUSCIJFERS 2008 en 2009


In 2009 kozen 2674 meisjes jonger dan twintig jaar voor een abortus. Of: bij vier op de 1000 meisjes werd een abortus uitgevoerd. Vlaanderen is het gewest met het laagste abortuscijfer. Drie op de 1000 meisjes (= 1050) maakte een abortus mee in 2009. In Wallonië waren dat vijf abortussen per 1000 meisjes (= 1019). Brussel spant de kroon met tien abortussen per 1000 meisjes (=583). Wanneer de leeftijdsgroepen vergeleken worden, dan blijkt van de vijftien tot twintigjarigen acht van de 1000 meisjes (= 2595) een abortus ondergaan te hebben. Bij de tien tot vijftienjarigen was dat nog geen abortus per 1000 meisjes (=79).

Voor het eerst sinds de legalisatie van abortus (1990) lijkt er een stagnatie op te treden in het relatieve aantal abortussen bij jongeren in België. Enkel in Vlaanderen stijgt het abortuscijfer licht van 0,29 procent in 2007 naar 0,3 procent in 2009. In sommige gewesten en leeftijdsgroepen is daarentegen een daling vast te stellen. In 2009 maakte één procent van de Brusselse meisjes (= 583) een abortus mee. In 2007 en 2008 was dat nog 1,1 procent. Hoewel dit de grootste daling is over gewesten heen, blijft deze relatief beperkt. Het lijkt dus correct om van een stagnatie over geheel België te spreken.

Voor het eerst in de voorbije 15 jaar vindt er een stagnatie plaats in het aantal abortussen onder tieners in België
De tien tot veertienjarigen gaven meestal (89%) persoonlijke redenen op voor hun abortus. Deze persoonlijke redenen kunnen zijn: te jong, te oud, studente, alleenstaand, momenteel geen kinderwens, voltooid gezin. Ook bij de vijftien tot negentienjarigen overheerst de persoonlijke noodsituatie (76-78%). Tevens meldden veel van de meisjes relationele problemen (13%). Relatieproblemen kunnen zijn: relatie onlangs verbroken, partner aanvaardt de zwangerschap niet, occasionele relatie, te recente relatie, buitenechtelijke relatie, partnerrelatiemoeilijkheden, relatiemoeilijkheden met de omgeving, juridische problemen i.v.m. de echtscheiding. De ingeroepen noodsituatie van tieners verschilt hiermee enigszins van de algemeen ingeroepen noodsituatie. Van alle redenen die er voor een abortus in België werden opgegeven is 52 procent persoonlijk, 25 procent relationeel en vijftien procent materieel.

De oudste tieners verschillen niet zo erg van de gehele groep wat het gebruikte anticonceptiemiddel betreft. 40 tot 43 procent gebruikte geen anticonceptie, 28 tot 31 procent gebruikte de pil en 22 procent gebruikte een condoom. Bij de tien tot veertienjarigen is het beeld anders: 54 tot 56 procent gebruikte niets bij conceptie en 31 tot 36 procent gebruikte een condoom.

Met betrekking tot de abortusmethode zijn er niet zoveel verschillen tussen de tieners en de oudere vrouwen. 76 tot 79 procent van de tienerabortussen gebeurde via een vacuümaspiratie en dertien tot veertien procent via mifepristone (abortuspil). Ook de keuze tussen een abortus in een centrum of in een ziekenhuis was gelijklopend voor tieners en oudere vrouwen. 79 tot 85 procent van de tieners koos voor een abortus in een centrum.

Nationale Commissie voor de Evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de
Zwangerschapsafbreking (2010). Verslag ten behoeve van het parlement. 1 januari 2008 - 31 december 2009, Brussel.
Actueel: ONVEILIGHEIDSGEVOELENS EN TIENEROUDERSCHAP


Het houdt wetenschappers al lang bezig: welke cruciale factor bepaalt welke jongeren zwanger worden en welke niet? Uiteenlopende voorstellen zijn reeds geformuleerd. Leerachterstand van de eigen ouders, armoede en seksueel misbruik zijn enkele van de blijvers. Ook het deprivatie-niveau van de buurt waarin mijn woont komt in vele onderzoeken terug. Sarah Johns (2010) uit Groot-Brittannië voegt een relatief nieuw element toe aan de discussie. Volgens haar hebben jongeren die hun buurt als gevaarlijk en onvoorspelbaar beleven meer kans om ouder te worden voor hun twintigste dan jongeren die zich relatief veilig voelen op de plek waar ze wonen.
Meisjes die hun buurt gevaarlijk en onvoorspelbaar vinden worden sneller moeder dan meisjes die zich goed voelen waar ze wonen.

Johns ondervroeg 123 vrouwen die voor hun twintigste een kind kregen en 246 die tussen 20 en 27 jaar voor het eerst bevielen. De vrouwen leefden terwijl zij zwanger werden allemaal in achtergestelde buurten in het Zuiden-Oosten van Engeland. Johns vroeg hen onder andere de volgende stellingen te beoordelen: "Ik voelde mij niet veilig wanneer ik overdag/na zonsondergang alleen over straat liep"; "Criminaliteit/vandalisme was een probleem in mijn buurt"; "Ik voelde mij deel van een gemeenschap" etc. Aan de hand van deze vragen (12) werd er een "veronderstelde buurt risico-maat" opgesteld, die weergaf hoe veilig een vrouw zich voelde in de buurt waar ze leefde toen ze zwanger werd.

Deze "veronderstelde risico-maat" bleek een belangrijke voorspellende factor voor tienerouderschap. Hoe onveiliger een jongere zich voelde, hoe groter de kans dat zij voor haar twintigste zwanger werd. Dit onveiligheidsgevoel was zelfs meer doorslaggevend dan de eigenlijke deprivatie van de buurt of de samenstelling of het stressniveau van de familie waarin de jongere leefde.

Volgens de auteur redeneren de jongeren als volgt: Ze beleven hun buurt als gevaarlijk en onvoorspelbaar. Ze vrezen dus ook snel te sterven of af te takelen. Dit doet hen besluiten: "We maken er het beste van" en "Waarom zouden we wachten?". Ze vervallen daarbij in korte-termijn-denken en seksueel risicogedrag, met mogelijk een zwangerschap als gevolg.

Deze redenering is relatief omstreden, niet in het minst omdat de eigenlijke causale link moeilijk bloot te leggen is. Weinig vrouwen zullen zeggen dat ze vroeg zwanger werden omdat ze zich onveilig voelen. Groot was dan ook mijn verbazing toen een tienermama me schreef dat ze ervan uitgaat dat haar lichaam snel zal aftakelen en dat dit mede heeft bepaald dat ze snel kinderen wilde (ze is momenteel 21 jaar en heeft drie kinderen). Zou het dan toch?...

Johns, S.E. (2010). Perceived environmental risk as a predictor of teenage motherhood in a British population. Health and Place.
Actueel: STUDIEDAG OVER TIENEROUDERS EN ONDERWIJS op 14 oktober in Oostende

De partners van het tienerouderproject in Oostende organiseren een studiedag om alle knowhow rond het positief ondersteunen van tienerouders in de kijker te zetten (inclusief preventieve aspecten). We maken de moeilijke combinatie van ‘schoollopen’ (zowel in het voltijds als deeltijds onderwijs) en jong ‘tienerouder zijn’ (of worden) bespreekbaar en zoeken naar oplossingen.

De studiedag biedt een aantal aanknopingspunten die u helpen de schooluitval van tienermoeders aan te pakken, de leefwereld van tienervaders te begrijpen en nog veel meer. Op de studiedag bieden wij u in de voormiddag adequate expertise over de leefwereld van tienerouders. In de namiddag bieden wij u praktijkgerichte ondersteuning en begeleidingsvormen die de combinatie van ‘schoollopen’ en ‘tienerouder zijn/worden’ ondersteunen.

PRAKTISCHE INFO
Wanneer? donderdag 14 oktober 2010
Waar? Vesaliusinstituut, Leffingestraat 1, 8400 Oostende
Inschrijven? Deelname is gratis.
Aantal deelnemers beperkt: ‘s voormiddags 160, ‘s namiddags 100 personen.
Inschrijven kan via www.lop.be > LOP Kust > LOP Oostende-Middelkerke Secundair

PROGRAMMA
VOORMIDDAG - plenair • auditorium Vesaliusinstituut

09u00 Onthaal met koffie

09u30 Verwelkoming - Toelichting van de LOP-visie over de moeilijke combinatie van schoollopen en tienerouder zijn of worden, door Jan Verschaeve, voorzitter LOP Oostende - Middelkerke Secundair

09u40 Motivatie en uitgangspunten van de stad Oostende om vanuit het flankerend onderwijsbeleid het project van de Lokale Overleggroep voor Tienerouders in Oostende te ondersteunen, door Martine Lesaffre, schepen van onderwijs

09u50 Jong en zwanger, niet iedereen zei proficiat. Over zwangerschap, (niet)gepland, (on)gewenst, preventie, vooroordelen en drijfveren, door Filip Van Becelaere, coördinator Jongeren Adviescentrum (JAC) Middenkust

10u20 Het opleidingsniveau van tienerouders in Vlaanderen vergeleken met Europa en de Verenigde staten door Marjolijn De Wilde, onderzoeker aan de Universiteit van Antwerpen, Centrum voor Sociaal Beleid

11u15 Het CRZ neemt ons mee naar de concrete leefwereld van tienerouders via hun tienerouderweekends en interviews.

11u45 Dieper ingaan op de verschillende belevingswerelden van tienervaders en tienermoeders, door Johan Tuerlinckx, gezins- en relatietherapeut groepspraktijk Sentio, teamverantwoordelijke CAW regio Brugge afdeling Torhout-Blankenberge

NAMIDDAG
deel 1: 13u30 > 14u45 • deel 2: 15u > 16u15

Workshop 1: Opstellen van een pamflet dat we willen voorleggen aan de Vlaamse overheid. Mogelijke onderwerpen: bevallingsverlof, thuisonderwijs, functie CLB, kinderopvang, financiën voor onderzoek,... De concrete inbreng van de deelnemers vormt de basis voor het opstellen van dit pamflet.
• begeleiding? Marjolijn De Wilde
• waar? lokaal 103

Workshop 2: Instanties en ondersteunende werkvormen die de combinatie van ‘tienerouder zijn en voldoen aan de leerplicht’ ondersteunen.
• begeleiding? Sylvie Debuyser, Tania Gevaert & Jens Jaecques
• waar? inloopteam De Viertorre, Hospitaalstraat 35

Workshop 3: Introductie van het Oostendse vademecum voor scholen en hulpverleners, zorgleerkrachten, CLBmedewerkers,... Belangrijke aspecten rond preventie, begeleiderhouding, doorverwijzing,...
• begeleiding? Jongeren Advies Centrum
• waar? lokaal 105

Workshop 4: Gezinsdiagnostiek, tweedelijnszorg. In deze specifieke workshop voor hulpverleners wordt de hechtingsrelatie en opvoedingsbekwaamheid in beeld gebracht. Johan Tuerlinckx diept de taakverdeling uit tussen de eerste en tweedelijnszorg.
• begeleiding? Johan Tuerlinckx
• waar? lokaal 127

DEEL 3: 16u15 > 16u30
Toelichting en goedkeuring van het pamflet door de deelnemers van de studiedag.
• waar? auditorium


BIJKOMENDE INFO
Liesbeth Croene - T 0473 93 89 25 - liesbeth.croene@ond.vlaanderen.be of Jan Verschaeve - T 0473 61 30 87 - verschaeve.jan@scarlet.be
Actueel: CONTACT VAN VOLWASSENEN MET TIENEROUDERS

Vorige week werd ik geïnterviewd door Ann-Marie Cordia, een journaliste van Goedele magazine. Een aangenaam gesprek dat zoals ik later via een draft kon constateren uitgebreid en nauw aansluitend bij wat ik had gezegd, werd uitgeschreven. Toch bleef er iets door mijn hoofd spoken. Ik had het met haar over de begeleiding van tienerouders. Zoals altijd riep ik op om tienerouders met respect tegemoet te treden. Het blijkt echter moeilijk om uit te leggen wat ik daar juist mee bedoel.
Er verandert iets aan onze houding, aan de vragen die we stellen, aan de dingen waar we de nadruk op leggen, aan de verhalen waar we op inpikken en deze waarbij we dat niet doen als we met tienerouders praten.
Tot ik aan mijn vader dacht... Op zijn werk wordt hij regelmatig aangesproken op iets dat als voorbeeld kan dienen voor wat vaak gebeurt als we tegenover een tienermoeder staan. Mijn papa is hoofdboekhouder. Hij moet regelmatig bellen met mensen. Zijn collega's weten meteen of hij een man of een vrouw aan de lijn heeft. Zogauw hij met een vrouw spreekt, gebeurt er iets met zijn stem, zijn toon, het verloop van het gesprek. Hij spreekt langzamer, vloeiender, hoger. Zelf is hij zich hier niet bewust van en slechts met zeer veel concentratie kan hij deze omschakeling "afzetten".

Iets gelijkaardigs zie ik vaak gebeuren als volwassenen met tienermoeders praten. Er verandert iets aan hun houding, aan de vragen die ze stellen, aan de dingen waar ze de nadruk op leggen, aan de verhalen waar ze op inpikken en deze waarbij ze dat niet doen. Het gaat automatisch. Het is een reflex (ook bij mezelf) die slechts met grote concentratie af te zetten is. Het is geen teken van slechte wil of van veroordeling, wel een internalisering van een algemeen denken over tienerouders. In dat algemene denken worden tienerouders voorgesteld als hulpbehoevende jongeren.

De journaliste van Goedele magazine vertelde me wat ze in een ander gesprek had vernomen. In een centrum waar moeders dag en nacht worden opgevangen hebben de begeleiders ervoor gekozen om de tienermoeders apart te houden van de andere moeders. Dit doen ze omdat de andere moeders de neiging hebben om de tienermama's te bemoederen. Ze zitten allemaal in hetzelfde schuitje, zou je denken, ze hebben allemaal problemen op het thuisfront, met het opvoeden van hun kind(eren), want daarom verblijven ze tijdelijk in een instelling. Niet dus. Ook daar worden de tienermoeders vooral als tiener benaderd en minder als gelijkwaardige moeder.

Ik heb de indruk dat weinigen van ons ontsnappen aan een - vaak onbewust - problematiserende omgang met tienerouders. Het valt dan ook niet te verwonderen dat het water tussen vele tienerouders en de buitenwereld diep blijft. De jonge mama's kunnen er de vinger niet op leggen. Ze worden niet echt veroordeeld of berispt. Toch laat hun contact met volwassen niet zelden een gevoel van onbehagen na.
Actueel: VANDAAG IN P-MAGAZINE

Het onderstaande stukje verscheen vandaag in P-magazine. Ik kan enkel hopen dat de lezers de eerste zin van de laatste paragraaf met een korrel zout nemen...

"De Mythe van zomerseks

De festivalenquête van Studio Brussel, uitgevoerd bij meer dan 2500 jongeren, drukte de bange ouder nog eens met de neus op de feiten: bijna de helft van de ondervraagden zegt al eens seks te hebben gehad op een festival, in een vijfde van de gevallen ging het om een onenightstand, één op de drie van die eenmalige ontmoetingen voltrok zich onbeschermd.

Wat ons bijna naadloos brengt bij dat andere rapport, dat de Universiteit Antwerpen pas bekendmaakte. Daaruit blijkt dat Vlaanderen het afgelopen jaar 1.309 tienermoeders telde, een status-quo met 2008. Is er een verband tussen zomertijd en tienerzwangerschappen, of vergissen we ons?

"Misschien vermoed je een dergelijke tendens omdat jongeren in de zomer meer tijd hebben - onder andere om te vrijen - maar dat lijkt niet te kloppen", zegt sociologe en assistente aan het Centrum voor Sociaal Beleid Marjolijn De Wilde. "Eén artikel is natuurlijk weinig om een theorie op te baseren, maar er is het onderzoek van de Britse auteurs Buckles & Hungerman uit 2008 dat aangeeft hoe zomerse warmte het vruchtbaarheidsgedrag beïnvloedt afhankelijk van de sociale klasse waartoe men behoort. In het algemeen zijn er minder concepties tijdens de zomer door de invloed van de hitte op de hoeveelheid en de beweeglijkheid van het sperma. De hypothese luidt dat mensen uit lagere klassen - dus ook toekomstige tienermoeders - meer blootgesteld zijn aan warmte, al dan niet gewild, waardoor in die categorie minder geboortes voorkomen in de lente, negen maanden na de warmste periode van het jaar."

Belgische gegevens op dit vlak bestaan er (nog) niet, in Groot-Brittannië weten ze wel al dat kinderen die in de winter geboren worden, vaker jonge, allochtone, ongehuwde en ook ongeschoolde moeders hebben.
Met het Vlaamse cijfer van 0,7% tienermoeders hoeven ouders dus hoegenaamd niét te vrezen voor dochterlief op zomerfestivals of elders onder de zon. Bovendien ziet De Wilde dat cijfer de komende jaren niet stijgen, wat Vlaanderen ver onder het Europese gemiddelde van 1,5% tienermoeders houdt. Enkel in Cyprus, Zwitserland, Slovenië en Nederland zijn er verhoudingsgewijs minder tienermoeders. (KBZ)"
Actueel: TIENERMOEDERS IN ANDERLECHT EN MOLENBEEK

In de loop van de zomer publiceert het Observatorium voor Welzijn en Gezondheid gemeentelijke fiches van alle Brusselse gemeenten op hun website (www.observatbru.be).  In deze fiches wordt de belangrijkste demografische, gezondheids- en welzijnsinformatie verzamelt.
Anderlecht en Molenbeek tellen relatief gezien veel geboortes bij tieners
Vandaag kwamen de rapporten van Anderlecht en Sint-Jans-Molenbeek online. Hieruit blijkt dat in beide gemeenten het aandeel geboortes bij tieners ten opzichte van alle geboortes hoger ligt dan dit aandeel in de rest van het Brusselse gewest. Tussen 2003 en 2007 werden in Anderlecht 285 meisjes onder de 20 moeder. In Molenbeek waren dat er 323. Dat is respectievelijk 3,4% en 3,7% van alle geboortes. Het Brusselse gemiddelde ligt op 2,8%.

Voorlopig kan ik niet uitmaken of het aantal geboortes per 1000 meisjes van 10-19 jaar in Anderlecht en Molenbeek hoger ligt dan in de rest van het gewest, namelijk 8 geboortes per 1000 meisjes in 2007 (ADSEI). Met bijkomende informatie is dat binnenkort misschien wel mogelijk.

Uit de fiches komt verder naar voor dat beide gemeentes een hoge concentratie van jongeren heeft, waarvan een groot aandeel allochtoon is. Tevens volgen zij bovengemiddeld vaak technisch en vooral beroepsonderwijs. Uit de tienerzwangerschapliteratuur blijkt dat dit alle voorspellende factoren zijn met betrekking tot vroeg ouderschap. Zonder dit wetenschappelijk te kunnen testen, vermoed ik dat de hoge aanwezigheid van jongeren, bovendien allochtoon en laaggeschoold mede het hoge percentage tienergeboortes verklaart.

Meer over de andere Brusselse gemeentes later deze zomer.

Observatorium voor Volksgezondheid en Welzijn. Gemeente Anderlecht: Gemeentelijke fiches voor de analyse van lokale statistieken in het Brusselse gewest, fiche nr 1, editie 2/2010.
Observatorium voor Volksgezondheid en Welzijn. Gemeente Sint-Jans-Molenbeek : Gemeentelijke fiches voor de analyse van lokale statistieken in het Brusselse gewest, fiche nr 12, editie 2/2010.
Actueel: AANTAL VLAAMSE TIENERMOEDERS STABIEL IN 2009

In 2009 kregen in Vlaanderen 1309 meisjes onder de 20 jaar een of meerdere kinderen. 12 moeders waren jonger dan 15 jaar, een kleine 300 waren minderjarig. Per 1000 meisjes tussen 15 en 20 jaar werden iets meer dan 7 meisjes moeder of: een op de 140 kreeg een kind. Deze cijfers lopen sterk gelijk met de cijfers van 2008. Enkel de tweede of derde geboortes lijken de laatste jaren te stijgen. 

De kans is groot dat het Vlaamse bevallingscijfer voor 15 tot en met 19jarigen de komende jaren rond de 0,7% blijft schommelen. Er zijn weinig aanwijzingen dat het cijfer in de toekomst anders zal zijn dan de afgelopen 13 jaar. Met 0,7% blijft Vlaanderen sterk onder het Europese gemiddelde. Afhankelijk van welke landen tot de Europese unie gerekend worden, werden in Europa 1,3 tot 1,5 % van de meisjes tussen 15 en 20 jaar moeder, of: het dubbele van het aantal in Vlaanderen. Enkel in Cyprus, Nederland, Slovenië en Zwitserland ligt het cijfer lager dan in Vlaanderen (Eurostat – 2007). We zouden kunnen stellen dat Vlaanderen momenteel (bijna) een ondergrens heeft bereikt met betrekking tot de vruchtbaarheid van tieners.

Het enige cijfer waarop enige evolutie zit is het pariteitscijfer. In 2008 en 2009 kregen in Vlaanderen en het UZBrussel meer dan 13% van de tienermoeders een tweede of derde kind voor hun twintigste. Dat percentage lag de afgelopen 13 jaar nooit zo hoog (gemiddelde = 12%). Dit betekent dat minder jonge meisjes voor het eerst moeder worden. Meisjes die al een kind hebben, hebben echter meer kans om opnieuw te bevallen. Wellicht gaan zij na hun eerste bevalling (opnieuw) nonchalant om met anticonceptie of willen zij snel een broertje of zusje voor hun eerste kind. Voor zover wij weten bestaat er in Vlaanderen – in tegenstelling tot in het buitenland – geen specifiek preventiemateriaal met betrekking tot het voorkomen van ongeplande zwangerschappen na een eerste geboorte. Misschien is er dus toch nog wat te tornen aan de ondergrens van 7 geboortes per 1000 meisjes…

Voor meer info:
Marjolijn De Wilde - Marjolijn.DeWilde@ua.ac.be - 0494/94.95.36
Actueel: NORMEN OVER TIENERZWANGERSCHAP

Vormingswerkers gaan er doorgaans van uit dat tieners een zwangerschap ten alle koste willen vermijden. Ze veronderstellen dat jongeren aan een zwangerschap negatieve consequenties (te verwachten 'straffen') verbinden. Preventieprojecten worden niet zelden rond deze premisse uitgebouwd en formuleren dus vooral een antwoord op de vraag: 'Hoe kunnen we een jongere helpen een zwangerschap, die hij of zij als ongewenst beschouwt, te voorkomen?'

Socio-economische situatie en etniciteit bepalen het denken over tienerzwangerschappen.
Verscheidene auteurs veronderstellen echter dat de normen omtrent tienerzwangerschap sterk kunnen verschillen. Deze veronderstelling werd tot nu toe niet of slechts gebrekkig gestaafd. Mollborns studie (2010) over de voorspellende factoren voor en de gevolgen van deze normen is dan ook een belangrijke bijdrage aan het huidige onderzoek. Mollborn kiest uit de National Longitudinal Study of Adolescent Health (Amerika) één vraag: "If you got (for males: someone) pregnant, it would be embarrassing for you". 62% van de respondenten vermoedden erg beschaamd te zijn. 38% gaf geen blijk van zulke schaamte.

Voorspellende factoren voor deze schaamte zijn individuele etniciteit (blanken meer beschaamd dan afro-Amerikanen of Latino's), overwegende etniciteit van de buurt (jongeren in buurten met overwegend blanken meer beschaamd), sociaal-economische status (kinderen van ouders met hoge opleiding meer beschaamd dan kinderen van ouders met lage opleiding) en sekse (meisjes meer beschaamd dan jongens). Als deze factoren in één model gebracht worden dan blijkt de etniciteit van de buurtgenoten niet doorslaggevend te zijn. Individuele etniciteit en de socio-economische status zijn wel bepalend. Dit kan betekenen dat de normen van jongeren strenger kunnen worden als hun socio-economische positie erop vooruit gaat.

Tevens bleek uit het onderzoek dat jongeren met weinig schaamte omtrent een eventuele zwangerschap meer kans hebben om zwanger te worden of een partner zwanger te maken. Toch verklaren deze normen niet alles. Als de socio-economische positie van jongeren stijgt dan verkleint hun kans op een zwangerschap, los van de normen met betrekking tot zo'n zwangerschap. Dit betekent dat normen een grote invloed hebben op het al dan niet zwanger worden, maar dat de invloed deels onafhankelijk van SES en etniciteit opereert.

Onderzoeken als deze zouden preventiewerkers of organisaties die preventieprogramma's uitwerken moeten overtuigen differentiatie aan te brengen in hun materiaal. Niet elke jongere is even receptief voor een boodschap die uitgaat van een algemeen gedeelde weerzin ten opzichte van een tienerzwangerschap.

Mollborn, S. (2010). Predictors and Consequences of Adolescents Norms against Teenage Pregnancy. The Sociological Quarterly, 51: 303-28.
Actueel: LEIDEN DURE ABORTUSSEN NAAR MINDER TIENERZWANGERSCHAPPEN?

Het laten uitvoeren van een abortus is in België quasi gratis. Tevens heeft een vrouw of meisje het volledige beslissingsrecht over de ingreep en de methode van de ingreep. Ze heeft geen toestemming nodig van haar ouders of partner. Wel is het zo dat er tussen het eerste gesprek met de hulpverlener en dokter in een abortuscentrum of -ziekenhuis en de eigenlijke ingreep zes dagen tijd moeten liggen. Deze lage drempel tot abortus in België heeft zijn voor- en tegenstanders. Zo vinden sommigen dat de kostprijs laag moet blijven, om te voorkomen dat arme vrouwen verplicht worden een kind ter wereld te brengen waar zijn niet naar verlangen of voor kunnen zorgen. Anderen menen dat de mate van restrictiviteit van de abortuswetgeving een invloed heeft op het seksuele risicogedrag van tieners. Zij zouden zich minder genoodzaakt voelen om een zwangerschap te voorkomen wanneer abortus vrij beschikbaar is. Medoff (2010) test in Social Indicators Research deze hypothese voor wat betreft de tieners in de Verenigde Staten.

In gebieden waar abortus duur is, worden minder tieners zwanger. Maar we weten niets over de illegale abortussen aldaar.

De hypothese is gebaseerd op de rational choice theory die er van uitgaat dat mensen (tieners inbegrepen) nastreven wat hen goed uitkomt en alles vermijden wat negatieve effecten zou kunnen hebben. Onderzoekers uit de sociale wetenschappen staan meestal kritisch tegenover dit puur economische denken. Zij beweren dat jongeren vaak niet op de hoogte zijn van de gevolgen van de daden die ze stellen of van de alternatieven voor deze daden. Het antwoord van Medoff op deze scepsis blijft voor mij redelijk onduidelijk: "While it may be doubtful that teens have complete information about the benefits and costs of every option, they may still act as if they were comparing the costs and benefits of different courses of actions." Aanvullend stelt hij dat er meerdere invloeden spelen dan enkel dit rationeel keuzes maken, zonder dat daarmee de geldigheid van de rational choice theory als onafhankelijke variabele opgeheven wordt.

Medoff vergelijkt de abortuswetgevingen van verschillende staten in Amerika met de tienerzwangerschapscijfers op drie verschillende momenten, nl. 1982, 1992 en 2000. De mate van restrictiviteit van de wetgeving wordt bepaald door vijf elementen: 1. de prijs van de abortus, 2. de terugbetaling van abortus bij arme mensen, 3. de plicht om de ouders te betrekken bij de (keuze voor) abortus, 4. de verplichte wachttijd tussen eerste gesprek en ingreep en 5. het bestaan van een formule van informed consent. De staten zijn echter niet zomaar vergelijkbaar met elkaar. Hun inwoners hebben bijvoorbeeld andere socio-economische kenmerken en ze voeren een ander sociaal beleid. De auteur tracht deze verschillen te minimaliseren in zijn onderzoeks-model. Tevens houdt hij rekening met een verschil in moraal omtrent abortus in de verschillende staten.

De resultaten van het onderzoek geven aan dat de prijs van een abortus en het al dan niet terugbetalen van de ingreep aan arme mensen negatief gecorreleerd zijn met de tienerzwangerschapscijfers. Hoe sterker de prijs verhoogt wordt, hoe kleiner de kans is dat tieners zwanger worden. De verplichting om de ouders bij het beslissingsproces te betrekken en de verplichte wachttijd blijken niet zo'n groot effect te hebben.

De auteur geeft toe dat hij niet kan uitsluiten dat de verstrengde wetgeving samengaat met andere factoren die de zwangerschapscijfers evengoed of nog sterker beïnvloeden. Eén tekortkoming van zijn onderzoek ziet Medoff echter over het hoofd. De kans is groot dat vrouwen, in staten waar de prijs van een abortus stijgt, er (opnieuw) voor kiezen om de gewenste abortus illegaal te laten uitvoeren. De kennis over de prevalentie van illegale abortussen is miniem tot onbestaand. Dit betekent dat het interpreteren van de invloed van de abortuswetgeving op de abortusgebruiken afhankelijk is van de bril waarmee je naar de realiteit kijkt. Veronderstel je dat vrouwen (en hun partners) zich in hun seksuele handelingen laten afschrikken door de prijs van een abortus of ga je ervan uit dat een tiener die haar zwangerschap als ongewenst beleeft haar weg naar een abortus wel vindt, ook als de officiële weg onbetaalbaar is voor haar?...
Actueel: TIJDREEKSEN VAN TIENERVRUCHTBAARHEID

De vruchtbaarheidscijfers (= aantal geboortes per 1000 meisjes) onder tieners (15-19 jaar) liggen in de meeste Europese en Oesolanden momenteel zeer laag in vergelijking met dezelfde cijfers enkele decennia geleden. Ondanks deze algemeen dalende trend, zijn er duidelijke verschillen. Aan de hand van vruchtbaarheidscijfers tussen 1960 en nu, zijn er volgens mij 5 tendenzen te onderscheiden. De komende periode zal ik nagaan wat de landen in elke groep gemeenschappelijk hebben, in de hoop zo een bijdrage te leveren aan het vergelijkende en verklarende onderzoek.

De tijdreeksen (jaren '60 tot nu) van tienervruchtbaarheidscijfers in Europese en Oeso-landen onderscheiden zich van elkaar in het moment waarop een piek in geboortes bij tieners werd bereikt.
Een eerste groep landen heeft zijn piek (17-92 geboortes per 1000 meisjes) in de late jaren ’60 – vroege jaren ’70. Hiertoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, IJsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland. Na de piek dalen de cijfers sterk. Het eindpunt van deze daling valt voor de meeste landen in de jaren ’80 (enkel voor Nederland iets vroeger). De sterke daling lijkt te stoppen op een punt waarop een zekere ondergrens bereikt is, namelijk rond de 10 geboortes per 1000 meisjes. Daarna volgt ofwel een stabilisatie ofwel een verdere lichte daling. Het valt te onderzoeken of deze eerste groep nog verder kan opgesplitst worden op basis van de hoogte van het piekmoment (boven of onder een bepaalde grens).

Groep 2 verzamelt een groot deel van de Mediterrane landen, met name Slovenië, Griekenland, Italië en Spanje. De piek (27-70 geboortes per 1000 meisjes) valt hier een tiental jaren later (eind jaren ’70). Daarna volgt een sterke daling. Het is niet duidelijk of er na die daling een duidelijke en voor deze landen gelijkaardige trend volgt (stabilisatie, verdere daling of lichte stijging). Het verzamelen van recente data zal dit beeld verduidelijken (voor de meeste van deze landen heb ik voorlopig maar data tot 2002 ter beschikking).

De Oost-Europese landen lijken uit elkaar te vallen in twee groepen. Beide groepen zetten een daling in in de jaren ’90, maar bij de landen uit groep 3 ging daaraan een forse stijging vooraf (tot 47-83 geboortes per 1000 meisjes), bij de landen in groep 4 start de daling van op een zeker stabiel niveau (36-82 geboortes per 1000 meisjes). Armenië, Estland, Georgië, Letland, Litouwen, Moldavië, Oekraïne en de Russische federatie behoren tot groep 3. Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Croatië, Macedonië, Polen, Roemenië, Servië, Slowakije en Tsjechië vormen groep 4. 

Ten slotte is er een groep landen die over de hele bestudeerde periode relatief stabiel bleven en dit op een eerder laag niveau, met name Ierland (20 geboortes per 1000 meisjes) en Japan (5 geboortes per 1000 meisjes).  

De VS is een outlinger waarbij de piek (96 geboortes per 1000 meisjes) in de jaren ’50 viel en waarbij de daling eerder gestaag verloopt. Enkel Albanië heeft ook een piek in die periode, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat beide landen in eenzelfde groep thuishoren.

Tijdreeksen van de genoemde landen zijn gebaseerd op landelijke statistische bureau's, UNECE en OECD-gegevens. De tijdreeksen zijn bij mij op te vragen.
Actueel: REKENING HOUDEN MET SEKSUELE ACTIVITEIT IN BEREKENING TIENERZWANGERSCHAPSCIJFERS

Lawrence Finer van het Guttmacher Institute in Amerika legt in zijn analyse op basis van de National Survey of Family Growth een belangrijke pijnpunt in het onderzoek naar tienerzwangerschappen bloot. Vruchtbaarheids- en abortuscijfers van tieners worden doorgaans berekend door de geboortes en de abortussen binnen een bepaalde leeftijdsgroep te verhouden met het totale aantal meisjes in die leeftijdsgroep. In België kom je zo op op een kleine 10 zwangerschappen per 1000 meisjes tussen 10 en 19 jaar (waarvan een ruime 4 op de 1000 abortussen en een ruime 5 op de 1000 geboortes - cijfers voor 2006 - eigen berekeningen).
Een heel ander cijfer zou je krijgen wanneer je de zwangerschappen vergelijkt met het aantal seksueel actieve tieners. Voor België is zo'n berekening nog nooit gemaakt en ook moeilijk te maken, omdat er weinig statistieken bestaan over seksuele activiteit van tieners in België.

De kans op een zwangerschap bij een tiener wordt zwaar onderschat als bij de berekeningen geen rekening wordt gehouden met de seksuele activiteit van de tieners.

Voor Amerika maakte Finer de oefening wel. Hij beperkt zich tot ongeplande zwangerschappen. Die zijn het talrijkst in de groep van 18 tot 24 jarigen. Meer dan 10% van alle vrouwen wordt in die leeftijdsgroep ongepland zwanger. Bij de 15 tot 17 jarigen is dat 'slechts' 4%. Wanneer echter enkel de seksueel actieve vrouwen worden meegerekend dan maken de tieners meer kans op een zwangerschap dan de +20jarigen. 15% van de seksueel actieve 15 tot 17 jarigen wordt ongepland zwanger, 16% van de 18 tot 20 jarigen en 13% van de 20 tot 24 jarigen.

Een gelijkaardige berekening voor België zou een heel ander licht kunnen werpen op de huidige preventieproblematiek. Momenteel wordt België aanzien als een voorbeeldland wat tienerzwangerschappen betreft. Moest het echter zo zijn dat de kans om zwanger te worden voor een seksueel actieve tiener (ook) in België heel hoog ligt, dan is dat een argument te meer om grondig na te denken over het te voeren preventiebeleid.
Ik denk dat ik me kortelings aan een poging waag...

Finer, B.L. (2010). Unintended Pregnancy Among U.S. Adolescents: Accounting for Sexual Activity. Journal of Adolescent Health.
Actueel: DOCHTER VAN PALIN TEGEN TIENERZWANGERSCHAPPEN

De dochter van Sarah Palin, die op haar zeventiende moeder werd, voert momenteel campagne tegen tienerzwangerschappen. Zie: 

Hoewel een deel van haar boodschap klopt, vergroot ze hiermee het taboe dat er op tienerouderschap rust. Het is een moeilijke evenwichtsoefening: zowel aangeven dat ouderschap op jonge leeftijd niet eenvoudig is, zonder alle tienerouders over dezelfde kam te scheren, als het opnemen voor tienermoeders, zonder het ouderschap op jonge leeftijd te promoten (zie Stephanie Planckaert).
Actueel: DE AMERIKAANSE GEZONDHEIDSWET EN REPRODUCTIEVE GEZONDHEID

De ondertekening van de nieuwe gezondheidswet in Amerika: er is voldoende over gezegd en geschreven. Eén item dat uitgebreid in het nieuws kwam was de terugbetaling van abortus. Voor vele congresleden betekende zulke terugbetaling een struikelblok. Uiteindelijk is een voorstel hieromtrent dan ook geschrapt. Onmiddellijk kregen de mensen die geabonneerd zijn op de nieuwsbrief van het Guttmacher Institute (een kenniscentrum over seksuele en reproductieve gezondheid in Amerika) een verontwaardigde reactie in hun mailbox. Hieronder een citaat uit een meer genuanceerd bericht enkele dagen later: 

"For the nation’s consumers and providers of reproductive health care, and for advocates of reproductive health and rights, the health care reform legislation just enacted is something of a mixed bag. The bill’s onerous abortion restrictions have been rightly denounced by reproductive rights supporters. New funding for evidence-based sex education was regrettably paired with the retention of a failed and discredited abstinence-only program. But, taken together, a number of other provisions in this sweeping measure constitute a clear and significant step forward for the reproductive health of America’s women and men."

Amerikanen kunnen in principe een bijkomende verzekering afsluiten die ook een abortusingreep dekt. Specialisten van het Guttmacher Institute menen echter dat de voorwaarden te complex zijn, waardoor weinig verzekeringsmaatschappijen de mogelijkheid hiertoe zullen opnemen in hun pakketten. Zoals bekend is België één van de weinige landen waar een abortus bijna volledig wordt terugbetaald.
Daarnaast klaagt de organisatie het blijvend financieren van preventieprojecten die enkel en alleen abstinentie tot doel hebben aan. 190 miljoen dollar van de federale fondsen zou gaan naar de ondersteuning van programma's die anticonceptie samen met onthouding promoten. 50 miljoen wordt voorbehouden voor vorming over onthouding tot na het huwelijk. De effectiviteit van de laatste programma's is volgens het Guttmacher Institute niet bewezen.
Wel positief is de organisatie over de ruime terugbetaling van diensten die met reproductieve gezondheid te maken hebben, zoals het aanbod van de Family Plannings Centres. Dit zijn laagdrempelige centra die de toegang tot reproductieve gezondheidszorg verzekeren. Deze diensten zijn meestal bemand door een aantal dokters, verplegers en sociaal assistenten en opereren los van ziekenhuizen. In Vlaanderen bestaat zulke dienstverlening niet. In Wallonië daarentegen wel. Daar hebben de centre planning familial een gelijkaardig aanbod. Anders dan in Amerika zijn de diensten van deze centra gratis. In Amerika is er, zoals gezegd, een terugbetalingssysteem.
Het mag spijtig genoemd worden dat zulke centra niet bestaan in Vlaanderen. Dit betekent immers dat men voor info of consulting over reproductieve gezondheid afhankelijk is van ofwel artsen ofwel telefonische dienstverlening ofwel abortuscentra.
Actueel: STIJGING TIENERZWANGERSCHAPPEN IN AMERIKA

Na een lange periode van dalende tienerzwangerschapscijfers in Amerika, steeg in 2006 het aantal zwangerschappen bij Amerikaanse meisjes onder de 20 opnieuw (meer dan 70 zwangerschappen per 1000 meisjes). Het Guttmacher Institute, dat de cijfers bekend maakte, wijdt dit volkomen aan een verandering in de preventiemethodes. In de jaren '90 verminderden de zwangerschappen onder tieners sterk. Dit viel samen met verhoogde aandacht voor de thematiek in scholen en andere plaatsen waar jongeren samenkwamen. Sinds 2000 werden de abstinentieprogramma's (= bepleiten van het uitstellen van geslachtsgemeenschap tot na het huwelijk) opnieuw populair en dit vertaalde zich volgens het Guttmacher Institute in een afname van het anticonceptiegebruik onder jongeren. Experten kondigden reeds langer aan dat de zwangerschappen opnieuw zouden stijgen. Na een stabilisatie in de eerste jaren van deze eeuw, was dat in 2006 dus voor het eerst het geval.

Dalingen en stijgingen van tienerzwangerschapscijfers wellicht te verklaren door preventiemethoden, socio-demografische factoren, sociaal beleid en sociale ongelijkheid.

Deze analyse door het Guttmacher Institute wordt verworpen door de socio-demograaf Julian Teitler (2002 en 2009). Hij gaat ervan uit dat de preventieomstandigheden slechts een minimale invloed hebben op het vruchtbaarheidspatroon onder tieners. Hij zoekt de verklaring voor de verschillen tussen bijvoorbeeld Amerika en het Europese vasteland in demografische factoren. Volgens hem is het vruchtbaarheidspatroon onder jongeren te verklaren door de vruchtbaarheidsnormen onder volwassen. Zo zou volgens hem in de Angelsaksische landen, waar traditioneel de tienergeboortes hoog zijn, de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen een eerste kind krijgen laag liggen. Hierdoor verschillen geboortes bij vrouwen jonger dan 20 niet zo sterk van de algemene norm, wat deze geboortes aanvaardbaarder maakt dan in landen als België, waar de gemiddelde leeftijd bij de eerste bevalling relatief hoog ligt en bijgevolg (?) de tienergeboortes laag.

Volgens mij wordt zowel door het Guttmacher Institute als door Teitler onrecht gedaan aan de werkelijkheid. Ik denk dat we ook moet kijken naar factoren als het sociale en gezinsbeleid, de inkomensongelijkheid, de etnische verscheidenheid en de religieuze strekkingen in een land. Ik hoop al deze factoren de komende jaren diepgaand te kunnen vergelijken om zo een genuanceerde uitleg te kunnen geven voor de verschillen met betrekking tot tienergeboortes in de Oeso-landen.

Van de Oesolanden ligt 70% van de 36 landen boven de arbitraire door Unicef (2001) gestelde grens die bepaald wanneer een land veel tienergeboortes heeft. Volgens Unicef is het tienergeboortecijfer hoog wanneer meer dan 10 op de 1000 meisjes tussen 15 en 19 per jaar een kind krijgen. België valt net onder deze grens. Al de Angelsaksiche, bijna alle Oost-Europese en een groot deel van de Zuid-Europese landen hebben meer dan 10 tienermoeders per 1000 meisjes per jaar. De VS spant na Mexico en Turkije de kroon en dit ook in 2005, het jaar waarin het laagste tienerzwangerschapscijfer sinds decennia werd opgetekend. De dalingen en stijgingen in de VS zijn dus relatief omdat de positie van dit land ten opzichte van andere landen de laatste decennia niet gewijzigd is. Het loont dan ook de moeite om naar internationale verschillen te kijken eerder dan naar veranderingen binnen één land op 10 jaar tijd.

Teitler, J. O. (2002). Trends in Youth Sexual Initiation and Fertility in Developed Countries: 1960-1995. The ANNALS of the American Academy of Political and Social Science.
Teitler, J.O. (2009). Explaining Trends and Cross-National Differences in Teen Birth Rates in Developed Countries.
Unicef (2001). A League Table of Teenage Births in Rich Nations. Innocenti Report Card 3.
Actueel: TIENERZWANGERSCHAPsCIJFERS ONLINE

Vanaf vandaag zijn op de site van het Centrum voor Sociaal Beleid (universiteit Antwerpen) een aantal tabellen met tienerzwangerschapscijfers terug te vinden. Deze cijfers worden toegevoegd aan de vernieuwde en geüpdate sociale indicatoren die het CSB reeds jarenlang ter beschikking stelt voor iedereen die geïnteresseerd is in de socio-economische situatie van België en Europa.
Onder de indicatorenset bevolking zijn een aantal geboorte-tabellen terug te vinden. Zo ook het totale aantal levendgeborenen per leeftijdscategorie, de leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers (= het aantal geboortes per 1000 vrouwen in een bepaalde leeftijdsgroep) en de absolute abortuscijfers per leeftijdscategorie.
De CSBsite is de enige plaats waar deze cijfers op een overzichtelijke wijze worden samengebracht.
Actueel: ZO VADER ZO ZOON

Het artikel dat ik in dit bericht wil bespreken start van een premisse die eigenlijk nog ter discussie staat. Sipsma en collega's gaan ervan uit dat het bewezen is dat een vrouw die voor haar 20ste moeder wordt meer kans heeft dat ze een dochter krijgt die ook in haar tienertijd moeder wordt. De vraag is vanuit wiens standpunt deze hypothese bekeken wordt. Het klopt dat een adolescente moeder veel kans heeft dat haar moeder ook voor haar twintigste haar eerste kind kreeg. Het is echter niet noodzakelijk zo dat het aantal tienermoeders hoger ligt onder de dochters van tienermoeders. Dit omdat de meeste tienermoeders meerdere kinderen (/dochters) krijgen, waardoor zij wellicht evenveel kans heeft op dochters die op latere leeftijd moeder worden als op dochters die tienermoeder worden.

 Zonen van tienervaders drie keer meer kans om op hun 19e al vader te zijn.

Dit gezegd zijnde, kijken we naar de voorliggende analyse. De auteurs gebruiken een Amerikaanse survey (National Longitudinal Survey of Youth) om de link tussen de leeftijd bij een eerste geboorte van vaders en zonen te bekijken. Ze constateren dat jongens die zelf een vader hebben die voor zijn 20ste een eerste kind kreeg drie keer meer kans hebben om al een kind te hebben als ze 19 zijn dan kinderen van oudere vaders. Tevens kunnen ze besluiten, als ze controleren voor factoren als geweld, familiale achtergrond, etnie, omgangsvormen, dat de leeftijd van de eigen vader bij het krijgen van een eerste kind een voorspellende factor is, schijnbaar onafhankelijk van de andere factoren. Dit in tegenstelling tot de leeftijd van de eigen moeder bij haar eerste bevalling. De associatie tussen deze leeftijd en de leeftijd waarop de jongens vader worden verdwijnt als gecontroleerd wordt voor onder andere familiale achtergrond.

Het blijft voorlopig gissen naar verklaringen voor de ontdekte intergenerationele kringloop van tienervaderschap. Spelen materiële of culturele invloeden hun rol of moeten we het in de genen zoeken? Hiermee komen we terecht in een discussie die de sociologie al decennia lang bezighoudt. Hoe komt het dat het zeldzaam is dat kinderen grote stappen vooruit of achteruit zetten in vergelijking met hun ouders?...

Ten slotte wil ik teruggrijpen naar mijn inleidende opmerking. De kans bestaat dat al de zonen van tienervaders samen niet meer kans hebben om zelf tienervader te worden dan alle zonen van oudere vaders samen. Spijtig genoeg bevatten weinig survey's de nodige informatie om dit te onderzoeken.

Sipsma, Brooks Biello, Cole-Lewis, Kershaw (2010 - in press). Like Father, Like Son: the Intergenerational Cycle of Adolescent Fatherhood. American Journal of Public Health.
Actueel: LABOUR EN DE HULPVERLENING AAN TIENEROUDERS


In 2005 verscheen het boekje 'Andere tijden, andere meiden...? 100 jaar hulp aan ongehuwde moeders'. Hierin wordt met enige trots beschreven hoe men in Nederland evolueerde van een betuttelende naar een stimulerende, activerende ondersteuning van ongehuwde moeders, grotendeels tieners. Dat de residentiële opvang van tienermoeders een aanbod in groei blijft wordt duidelijk in de extra budgetten die in zowel België als Nederland worden vrijgemaakt door de overheid. In België zullen de centra integrale gezinszorg extra plaatsen ter beschikking kunnen stellen. In Nederland breidt bijvoorbeeld Altra in Amsterdam haar aanbod uit met 39 plaatsen voor 2011.

Ook in Engeland plant Labour uitbreiding van de residentiële opvang van minderjarige mama's. De context waarin dit gebeurt verschilt echter sterk van deze in België en Nederland en lijkt terug te grijpen naar het discours van 100 jaar geleden. In september vorig jaar trok Gordon Brown van leer tegen het vrijelijk gebruiken van staatstoelagen door meisjes die een kind krijgen voor hun 18e. Een citaat:
"From now on all 16- and 17-year-old parents who get support from the taxpayer will be placed in a network of supervised homes. These shared homes will offer not just a roof over their heads, but a new start in life where they learn responsibility and how to raise their children properly. That's better for them, better for their babies and better for us all in the long run."
Brown teert op een in Engeland levende veronderstelling dat jonge vrouwen die een kind krijgen voor ze afgestudeerd zijn en zonder dat zij een vaste partner hebben, de samenleving ten gronde richten door afhankelijk te worden van de overheid. Deze veronderstelling leidde een decennium geleden tot een verhit debat, maar is tot nu toe niet bewezen. Het lijkt er dus op dat tienermoeders, net als andere bevolkingsgroepen, tot zondebokken worden gemaakt. Gelukkig, volgens Brown, is het mogelijk hen op het rechte pad te houden of te brengen, namelijk door intensieve en verplichte begeleiding. We zijn niet ver weg van het wegstoppen van tienermoeders in aparte gebouwen, zoals dat een eeuw geleden gebeurde, om hen te vrijwaren van slechte invloeden van buitenaf én om de samenleving te vrijwaren van hen.

De speech kadert binnen de Teenage Pregnancy Strategy, een project dat onder het bewind van Blair werd opgestart ter preventie van tienerzwangerschap en ter ondersteuning van tienerouders. Waar aanvankelijk deze ondersteuning positief werd vooropgesteld, krijgt deze onder Brown een toon van beschuldiging. De reacties bleven dan ook niet uit. Ik kan mij volledig vinden in de commentaar van Ann Furedi, het hoofd van de British Pregnancy Advisory Survice (organisatie verantwoordelijk voor abortus-hulpverlening):
"This is an ill-thought out sop to an ill-informed section of public opinion that misunderstands the causes and consequences of teenage pregnancy."
Onderzoekers zijn het er over eens dat tienerbevallingen zelden zomaar uit de lucht komen vallen en meestal te verklaren zijn binnen de socio-demografische context van de meisjes in kwestie. Wanneer oh wanneer staan er politici op die deze bevinding hanteren als startpunt van hun beleidsplannen, zodat we ooit een boekje kunnen uitwerken met de titel: 'Andere tijden, andere beleidsopties!' Mijn wens voor het nieuwe jaar?

Algemene informatie tienerzwangerschap

  • Enkele cijfers
  • Gepland of ongepland
  • Abortus of ouderschap
  • Gevolgen
  • Begeleiding
  • Top 5 literatuur tienerzwangerschap
  • Links binnenland
  • Links buitenland
  • Archief 'actueel'

Enkele cijfers (uitgebreidere cijferreeksen op te vragen)

In 2007 bevielen in België 2837 meisjes jonger dan 20 jaar. 2708 tieners lieten een abortus uitvoeren. In 2007 waren er dus 5545 tienerzwangerschappen bekend. Daarbij dient nog een klein percentage miskramen gerekend te worden.
Als we deze cijfers vergelijken met het aantal meisjes tussen 10 en 20 in België dan werden in 2007 5 op de 1000 meisjes moeder, 4 op de 1000 meisjes maakten een abortus mee en 9 op de 1000 meisjes werden zwanger. De voorbije 11 jaar fluctueert het zwangerschapscijfer tussen de 8 en de 9. In 2007 werd, op 2000 en 2001 na, het hoogste zwangerschapscijfer genoteerd.
Er zijn sterke gewestelijke verschillen. In Vlaanderen worden 7 per 1000 meisjes zwanger, in Wallonië 10 en in het Brussels hoofdstedelijk gewest 19. In Vlaanderen kiezen tieners vaker voor het moederschap dan voor abortus. In Brussel is dat net omgekeerd en in Wallonië kiezen ze ongeveer even vaak voor geboorte als voor abortus.
Hoe ouder een meisje, hoe meer kans zij heeft op een zwangerschap. Minderjarige meisjes hebben 4 duizendste kans om zwanger te worden. Meerderjarige meisjes daarentegen 29 duizendste. Hoe ouder de zwangere meisjes zijn hoe groter ook de kans dat zij hun zwangerschap uitdragen.
Het bevallingscijfer en het abortuscijfer evolueren elk jaar meer naar elkaar toe. In 1996 eindigden slechts 1 op de 3 van de zwangerschappen in een abortus, nu is dat bijna de helft.
Deze cijfers zijn gebaseerd op cijfers verkregen van het SPE, het ONE en het observatorium voor Gezondheid en Welzijn, op rapporten van de evaluatiecommisie inzake de abortuswet van 1990 en op bevolkingscijfers van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (vroegere NIS).
Uitgebreidere analyses of uitleg kunnen opgevraagd worden.

Gepland of ongepland

Over de oorzaken van tienerzwangerschap is veel discussie. Er is een verschil tussen ongeplande zwangerschappen en (semi-)geplande zwangerschappen. Ongeplande zwangerschappen kunnen het gevolg zijn van het niet gebruiken van anticonceptie door beperkte kennis, door een gevoel van persoonlijke onfeilbaarheid wat een zwangerschap betreft, door communicatiemoeilijkheden over anticonceptie met de partner, door vooroordelen ten opzichte van bepaalde anticonceptiva of gedwongen (onveilige) seks. Ook kan anticonceptie fout gebruikt worden of falen. Ten slotte kan een jongere nonchalant zijn in het gebruik van anticonceptie omdat hij of zij het eigen risico op zwangerschap moeilijk kan inschatten of omdat hij of zij geen regelmaat vindt in het plannen van het eigen leven en het gebruiken van anticonceptie. Vanzelfsprekend is deze lijst niet exhaustief.
Een semigeplande tienerzwangerschap is een zwangerschap van een tiener die het niet als een prioriteit ziet om een zwangerschap te voorkomen. Een geplande zwangerschap is een zwangerschap waarnaar sterk verlangd wordt door de tiener. Men schat dat ongeveer een derde van de tieners die ervoor kiezen om hun zwangerschap uit te dragen (semi)gepland zwanger werd. Het betreft hier voornamelijk oudere tieners, met een partner en zonder duidelijke toekomstplanning.

Abortus of ouderschap

Er is een opmerkelijk verschil in de karakteristieken van meisjes die voor abortus en die voor het uitdragen van de zwangerschap kiezen. Meisjes die voor het ouderschap kiezen zijn ouder, armer, lager geschoold, staan negatiever ten opzichte van abortus en kennen anderen in hun familie of kennissenkring die vroeg moeder werden. Het lijkt erop dat voor hen een kind minder een obstakel vormt voor het uitbouwen van de eigen toekomst. Toch mag de keuze voor het kind niet als een negatieve keuze gezien worden, bij de meeste jonge moeders is de positieve keuze voor een kind sterker dan het vlucht- of compensatiemotief dat vaak vermoed wordt bij jonge ouders.

Gevolgen

Ook over de gevolgen van zowel abortus als ouderschap is veel onduidelijkheid. De meeste onderzoekers en begeleiders vermoeden dat negatieve ervaringen van tienerouders meer te maken hebben met de achtergrond van de tiener (armoede, opleiding, sociale vaardigheden, persoonlijke problematiek), dan met het ouderschap zelf. Enkel als een tiener erg jong is, zal het beperkte ontwikkelingsniveau de binding met het eigen kind bepalen.
Er is weinig onderzoek naar de gevolgen van abortus bij tieners. We vermoeden dat ongeveer 1/4e nadien moeite heeft met de abortus. Dit gaat van af en toe een neerslachtige bui of woedeaanval tot zware trauma-ervaringen en rouwverwerking. In hoeverre verwerkingsproblemen bepaald worden door de abortus, de omstandigheden van de abortus of factoren los van de abortus is niet duidelijk. Opvallend is dat vele tieners, die al niet van bij de start een vertrouwenspersoon hebben, pas in hun volwassenheid of bij een nieuwe zwangerschap over de abortus praten.

Begeleiding

Weinig meisjes zoeken na een abortus hulp. Vaak hebben zij genoeg aan een persoon die hen de ruimte geeft om zo veel als zij willen stil te staan bij hun voorbije ervaringen. Als er meer nodig is, kunnen meisjes terecht bij het cRZ.
Ook tienerouders zoeken niet vaak hulp. Zij trekken hun plan. Het ouderschap lijkt een verantwoordelijkheidsgevoel op te roepen dat hen een extra stimulans geeft om hun leven op orde te houden. Tevens kunnen de meeste tienermoeders rekenen op een ruim ondersteuningsnetwerk (ouders, familie, vrienden). Ten slotte kan het zijn dat de mama’s zich sterker voordoen dan ze zijn omdat ze het gevoel hebben dat ze zich moeten bewijzen. Meisjes die wel hulp zoeken, hebben meestal zeer concrete vragen. Een overzicht van organisaties die tienerouders ondersteunen is te vinden in het vademecum ongeplande zwangerschap van het cRZ.

Literatuur tienerzwangerschap (uitgebreidere thematische bibliografie op te vragen)

  • Berthoud, R., Robson, K. (2001). The Outcomes of Teenage Motherhood in Europe. Innocenti Working Papers. Report: WP-86. 72pp. Jul 2001.
  • Furstenberg, F. F. (2007). Destinies of the Disadvantaged: The Politics of Teenage Childbearing (p. 203). Russell Sage Foundation Publications.
  • Kane, R., Wellings, K. (1999). Reducing the Rate of Teenage Conceptions. An International Review of the Evidence: Data from Europe. London: Health Education Authority.
  • Kirby, D. (2002). Effective approaches to reducing adolescent unprotected sex, pregnancy, and childbearing. Journal of Sex Research, 39(1), 51-7.
  • Moore, M.R., Brooks-Gunn, J. (2002). Adolescent Parenthood. In M.H. Bornstein (ed.), Handbook of parenting Second Edition: Vol. 3. Being and Becoming a Parent. Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates, p. 173-214.
  • van Berlo, W, Wijsen, C., Vanwesenbeeck, I. (2005). Gebrek aan regie. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.