Actueel: DE LEVENSLOOP VAN JONGE VADERS

Dariotis, Pleck en Astone (2009) leverden op de annual meeting van de Population Association of America in april en mei een belangrijke bijdrage aan het onderzoek omtrent jonge vaders. Vooral omdat zij de jonge vaders in hun sample opdelen in vier deelgroepen. De levensloop van de vaders in deze groepen verschilt niet enkel van de levensloop van oudere vaders, de levenslopen verschillen ook onderling.

Ongehuwd zijn en niet consequent werken gaan samen met een negatieve toekomst voor jonge vaders.

De eerste groep bestaat uit papa's die op het moment van de geboorte van hun eeste kind getrouwd zijn en werken. Hun mediane leeftijd is 23,5. Werk, huwelijk en vaderschap volgen elkaar op. Zij verschillen van de zogenaamde on-time on-sequence mannen omdat ze vroeger aan de roltransformaties starten en ze deze in een sneller tempo doorlopen.
De tweede groep zijn tienervaders die op het moment van de geboorte van hun eerste kind getrouwd zijn en werken. Ze trouwen voor de geboorte van hun kind, maar met een gemiddelde interval van slechts 6 maanden. Ze starten met werken bij de geboorte van hun kind en niet reeds voordien zoals de vaders uit de eerste groep.
De derde groep zijn getrouwde vaders die niet consequent gewerkt hebben sinds de geboorte van hun kind. Hun mediane leeftijd bij geboorte is 21,2 en ze trouwen ongeveer gelijktijdig met de geboorte van hun kind.
De laatste groep zijn niet getrouwde mannen die niet consequent gewerkt hebben sinds de geboorte van hun kind. De mediane leeftijd bij geboorte is 20 jaar.

Er is een duidelijk verschil tussen de vroege vaders en de on-time on-sequence papa's. Ze komen vaker uit ethnische minderheden en zijn vaker achtergesteld mbt armoede en familiesamenstelling in hun jeugd en de opleiding van hun moeder. De jongens uit de twee laatse groepen komen bovendien uit meer achtergestelde milieus dan de vaders uit de andere groepen.

Ook de toekomst van de vroege vaders verschilt van deze van andere mannen. Ze verdienen minder, zijn lager opgeleid, huwen meer, hebben meer kinderen en vertoeven vaker in de gevangenis. Hoe vroeger de mannen vader worden, hoe negatiever de uitkomsten. Deze bevindingen blijven overeind als gecontroleerd wordt voor voorgeschiedenis.
De groep mannen die niet gehuwd zijn bij de geboorte van hun kind verdienen later het minst, zijn het laagst opgeleid en verblijven vaker in de gevangenis.
Papa's die niet onafgebroken werken gedurende hun vaderschap verdienen minder en zitten vaker een celstraf uit dan de andere jonge vaders, maar zijn niet noodzakelijk lager opgeleid.
Ten slotte blijken de negatieve gevolgen van vroeg ouderschap te cumuleren over de tijd heen. Op de leeftijd van 37 jaar is het verschil tussen vroege en late vaders groter dan op de leeftijd van 26 jaar.

Toch besluiten de auteurs dat, in tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, de meeste jonge vaders een relatief goede toekomst uitbouwen en dat de problemen vooral liggen bij de twee kleinste groepen (3 en 4). Dit maakt de opdeling in vier groepen zo cruciaal om een juist beeld te krijgen over de achtergrond en toekomst van jonge vaders.

Als besluit wil ik twee opmerkingen meegeven. Door een beperkte controle op achtergrondgegevens wordt er nogal makkelijk uitgegaan van een oorzaak-gevolg-relatie, namelijk een negatieve toekomst als gevolg van jong vaderschap. Om werkelijk van gevolgen te kunnen spreken, zou er voor meer factoren gecontroleerd moeten worden dan voor het ras, de jeugdarmoede en de gezinssamenstelling van de mannen en de opleiding van hun moeder.
Tevens kunnen we ons de vraag stellen of huwelijk in België even voorspellend is als in Amerika waar het onderzoek plaatsvond. Ik vermoed dat in België minder jonge vaders reeds gehuwd zijn bij de geboorte van hun kind, maar dat er in ons land inderdaad een gelijkaardig verschil is tussen de gehuwde en niet-gehuwde vaders.

Dariotis, Pleck, Astone (2009). Pathways to Early Fatherhood, Marriage, and Employment: A Latent Class Growth Analysis. Onuitgegeven paper voor Anual PAA-meeting 2009.

Algemene informatie tienerzwangerschap

  • Enkele cijfers
  • Gepland of ongepland
  • Abortus of ouderschap
  • Gevolgen
  • Begeleiding
  • Top 5 literatuur tienerzwangerschap
  • Links binnenland
  • Links buitenland
  • Archief 'actueel'

Enkele cijfers (uitgebreidere cijferreeksen op te vragen)

In 2007 bevielen in België 2837 meisjes jonger dan 20 jaar. 2708 tieners lieten een abortus uitvoeren. In 2007 waren er dus 5545 tienerzwangerschappen bekend. Daarbij dient nog een klein percentage miskramen gerekend te worden.
Als we deze cijfers vergelijken met het aantal meisjes tussen 10 en 20 in België dan werden in 2007 5 op de 1000 meisjes moeder, 4 op de 1000 meisjes maakten een abortus mee en 9 op de 1000 meisjes werden zwanger. De voorbije 11 jaar fluctueert het zwangerschapscijfer tussen de 8 en de 9. In 2007 werd, op 2000 en 2001 na, het hoogste zwangerschapscijfer genoteerd.
Er zijn sterke gewestelijke verschillen. In Vlaanderen worden 7 per 1000 meisjes zwanger, in Wallonië 10 en in het Brussels hoofdstedelijk gewest 19. In Vlaanderen kiezen tieners vaker voor het moederschap dan voor abortus. In Brussel is dat net omgekeerd en in Wallonië kiezen ze ongeveer even vaak voor geboorte als voor abortus.
Hoe ouder een meisje, hoe meer kans zij heeft op een zwangerschap. Minderjarige meisjes hebben 4 duizendste kans om zwanger te worden. Meerderjarige meisjes daarentegen 29 duizendste. Hoe ouder de zwangere meisjes zijn hoe groter ook de kans dat zij hun zwangerschap uitdragen.
Het bevallingscijfer en het abortuscijfer evolueren elk jaar meer naar elkaar toe. In 1996 eindigden slechts 1 op de 3 van de zwangerschappen in een abortus, nu is dat bijna de helft.
Deze cijfers zijn gebaseerd op cijfers verkregen van het SPE, het ONE en het observatorium voor Gezondheid en Welzijn, op rapporten van de evaluatiecommisie inzake de abortuswet van 1990 en op bevolkingscijfers van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (vroegere NIS).
Uitgebreidere analyses of uitleg kunnen opgevraagd worden.

Gepland of ongepland

Over de oorzaken van tienerzwangerschap is veel discussie. Er is een verschil tussen ongeplande zwangerschappen en (semi-)geplande zwangerschappen. Ongeplande zwangerschappen kunnen het gevolg zijn van het niet gebruiken van anticonceptie door beperkte kennis, door een gevoel van persoonlijke onfeilbaarheid wat een zwangerschap betreft, door communicatiemoeilijkheden over anticonceptie met de partner, door vooroordelen ten opzichte van bepaalde anticonceptiva of gedwongen (onveilige) seks. Ook kan anticonceptie fout gebruikt worden of falen. Ten slotte kan een jongere nonchalant zijn in het gebruik van anticonceptie omdat hij of zij het eigen risico op zwangerschap moeilijk kan inschatten of omdat hij of zij geen regelmaat vindt in het plannen van het eigen leven en het gebruiken van anticonceptie. Vanzelfsprekend is deze lijst niet exhaustief.
Een semigeplande tienerzwangerschap is een zwangerschap van een tiener die het niet als een prioriteit ziet om een zwangerschap te voorkomen. Een geplande zwangerschap is een zwangerschap waarnaar sterk verlangd wordt door de tiener. Men schat dat ongeveer een derde van de tieners die ervoor kiezen om hun zwangerschap uit te dragen (semi)gepland zwanger werd. Het betreft hier voornamelijk oudere tieners, met een partner en zonder duidelijke toekomstplanning.

Abortus of ouderschap

Er is een opmerkelijk verschil in de karakteristieken van meisjes die voor abortus en die voor het uitdragen van de zwangerschap kiezen. Meisjes die voor het ouderschap kiezen zijn ouder, armer, lager geschoold, staan negatiever ten opzichte van abortus en kennen anderen in hun familie of kennissenkring die vroeg moeder werden. Het lijkt erop dat voor hen een kind minder een obstakel vormt voor het uitbouwen van de eigen toekomst. Toch mag de keuze voor het kind niet als een negatieve keuze gezien worden, bij de meeste jonge moeders is de positieve keuze voor een kind sterker dan het vlucht- of compensatiemotief dat vaak vermoed wordt bij jonge ouders.

Gevolgen

Ook over de gevolgen van zowel abortus als ouderschap is veel onduidelijkheid. De meeste onderzoekers en begeleiders vermoeden dat negatieve ervaringen van tienerouders meer te maken hebben met de achtergrond van de tiener (armoede, opleiding, sociale vaardigheden, persoonlijke problematiek), dan met het ouderschap zelf. Enkel als een tiener erg jong is, zal het beperkte ontwikkelingsniveau de binding met het eigen kind bepalen.
Er is weinig onderzoek naar de gevolgen van abortus bij tieners. We vermoeden dat ongeveer 1/4e nadien moeite heeft met de abortus. Dit gaat van af en toe een neerslachtige bui of woedeaanval tot zware trauma-ervaringen en rouwverwerking. In hoeverre verwerkingsproblemen bepaald worden door de abortus, de omstandigheden van de abortus of factoren los van de abortus is niet duidelijk. Opvallend is dat vele tieners, die al niet van bij de start een vertrouwenspersoon hebben, pas in hun volwassenheid of bij een nieuwe zwangerschap over de abortus praten.

Begeleiding

Weinig meisjes zoeken na een abortus hulp. Vaak hebben zij genoeg aan een persoon die hen de ruimte geeft om zo veel als zij willen stil te staan bij hun voorbije ervaringen. Als er meer nodig is, kunnen meisjes terecht bij het cRZ.
Ook tienerouders zoeken niet vaak hulp. Zij trekken hun plan. Het ouderschap lijkt een verantwoordelijkheidsgevoel op te roepen dat hen een extra stimulans geeft om hun leven op orde te houden. Tevens kunnen de meeste tienermoeders rekenen op een ruim ondersteuningsnetwerk (ouders, familie, vrienden). Ten slotte kan het zijn dat de mama’s zich sterker voordoen dan ze zijn omdat ze het gevoel hebben dat ze zich moeten bewijzen. Meisjes die wel hulp zoeken, hebben meestal zeer concrete vragen. Een overzicht van organisaties die tienerouders ondersteunen is te vinden in het vademecum ongeplande zwangerschap van het cRZ.

Literatuur tienerzwangerschap (uitgebreidere thematische bibliografie op te vragen)

  • Berthoud, R., Robson, K. (2001). The Outcomes of Teenage Motherhood in Europe. Innocenti Working Papers. Report: WP-86. 72pp. Jul 2001.
  • Furstenberg, F. F. (2007). Destinies of the Disadvantaged: The Politics of Teenage Childbearing (p. 203). Russell Sage Foundation Publications.
  • Kane, R., Wellings, K. (1999). Reducing the Rate of Teenage Conceptions. An International Review of the Evidence: Data from Europe. London: Health Education Authority.
  • Kirby, D. (2002). Effective approaches to reducing adolescent unprotected sex, pregnancy, and childbearing. Journal of Sex Research, 39(1), 51-7.
  • Moore, M.R., Brooks-Gunn, J. (2002). Adolescent Parenthood. In M.H. Bornstein (ed.), Handbook of parenting Second Edition: Vol. 3. Being and Becoming a Parent. Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates, p. 173-214.
  • van Berlo, W, Wijsen, C., Vanwesenbeeck, I. (2005). Gebrek aan regie. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.