Actueel: STIJGING TIENERZWANGERSCHAPPEN IN AMERIKA

Na een lange periode van dalende tienerzwangerschapscijfers in Amerika, steeg in 2006 het aantal zwangerschappen bij Amerikaanse meisjes onder de 20 opnieuw (meer dan 70 zwangerschappen per 1000 meisjes). Het Guttmacher Institute, dat de cijfers bekend maakte, wijdt dit volkomen aan een verandering in de preventiemethodes. In de jaren '90 verminderden de zwangerschappen onder tieners sterk. Dit viel samen met verhoogde aandacht voor de thematiek in scholen en andere plaatsen waar jongeren samenkwamen. Sinds 2000 werden de abstinentieprogramma's (= bepleiten van het uitstellen van geslachtsgemeenschap tot na het huwelijk) opnieuw populair en dit vertaalde zich volgens het Guttmacher Institute in een afname van het anticonceptiegebruik onder jongeren. Experten kondigden reeds langer aan dat de zwangerschappen opnieuw zouden stijgen. Na een stabilisatie in de eerste jaren van deze eeuw, was dat in 2006 dus voor het eerst het geval.

Dalingen en stijgingen van tienerzwangerschapscijfers wellicht te verklaren door preventiemethoden, socio-demografische factoren, sociaal beleid en sociale ongelijkheid.

Deze analyse door het Guttmacher Institute wordt verworpen door de socio-demograaf Julian Teitler (2002 en 2009). Hij gaat ervan uit dat de preventieomstandigheden slechts een minimale invloed hebben op het vruchtbaarheidspatroon onder tieners. Hij zoekt de verklaring voor de verschillen tussen bijvoorbeeld Amerika en het Europese vasteland in demografische factoren. Volgens hem is het vruchtbaarheidspatroon onder jongeren te verklaren door de vruchtbaarheidsnormen onder volwassen. Zo zou volgens hem in de Angelsaksische landen, waar traditioneel de tienergeboortes hoog zijn, de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen een eerste kind krijgen laag liggen. Hierdoor verschillen geboortes bij vrouwen jonger dan 20 niet zo sterk van de algemene norm, wat deze geboortes aanvaardbaarder maakt dan in landen als België, waar de gemiddelde leeftijd bij de eerste bevalling relatief hoog ligt en bijgevolg (?) de tienergeboortes laag.

Volgens mij wordt zowel door het Guttmacher Institute als door Teitler onrecht gedaan aan de werkelijkheid. Ik denk dat we ook moet kijken naar factoren als het sociale en gezinsbeleid, de inkomensongelijkheid, de etnische verscheidenheid en de religieuze strekkingen in een land. Ik hoop al deze factoren de komende jaren diepgaand te kunnen vergelijken om zo een genuanceerde uitleg te kunnen geven voor de verschillen met betrekking tot tienergeboortes in de Oeso-landen.

Van de Oesolanden ligt 70% van de 36 landen boven de arbitraire door Unicef (2001) gestelde grens die bepaald wanneer een land veel tienergeboortes heeft. Volgens Unicef is het tienergeboortecijfer hoog wanneer meer dan 10 op de 1000 meisjes tussen 15 en 19 per jaar een kind krijgen. België valt net onder deze grens. Al de Angelsaksiche, bijna alle Oost-Europese en een groot deel van de Zuid-Europese landen hebben meer dan 10 tienermoeders per 1000 meisjes per jaar. De VS spant na Mexico en Turkije de kroon en dit ook in 2005, het jaar waarin het laagste tienerzwangerschapscijfer sinds decennia werd opgetekend. De dalingen en stijgingen in de VS zijn dus relatief omdat de positie van dit land ten opzichte van andere landen de laatste decennia niet gewijzigd is. Het loont dan ook de moeite om naar internationale verschillen te kijken eerder dan naar veranderingen binnen één land op 10 jaar tijd.

Teitler, J. O. (2002). Trends in Youth Sexual Initiation and Fertility in Developed Countries: 1960-1995. The ANNALS of the American Academy of Political and Social Science.
Teitler, J.O. (2009). Explaining Trends and Cross-National Differences in Teen Birth Rates in Developed Countries.
Unicef (2001). A League Table of Teenage Births in Rich Nations. Innocenti Report Card 3.
Actueel: TIENERZWANGERSCHAPsCIJFERS ONLINE

Vanaf vandaag zijn op de site van het Centrum voor Sociaal Beleid (universiteit Antwerpen) een aantal tabellen met tienerzwangerschapscijfers terug te vinden. Deze cijfers worden toegevoegd aan de vernieuwde en geüpdate sociale indicatoren die het CSB reeds jarenlang ter beschikking stelt voor iedereen die geïnteresseerd is in de socio-economische situatie van België en Europa.
Onder de indicatorenset bevolking zijn een aantal geboorte-tabellen terug te vinden. Zo ook het totale aantal levendgeborenen per leeftijdscategorie, de leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers (= het aantal geboortes per 1000 vrouwen in een bepaalde leeftijdsgroep) en de absolute abortuscijfers per leeftijdscategorie.
De CSBsite is de enige plaats waar deze cijfers op een overzichtelijke wijze worden samengebracht.

Algemene informatie tienerzwangerschap

  • Enkele cijfers
  • Gepland of ongepland
  • Abortus of ouderschap
  • Gevolgen
  • Begeleiding
  • Top 5 literatuur tienerzwangerschap
  • Links binnenland
  • Links buitenland
  • Archief 'actueel'

Enkele cijfers (uitgebreidere cijferreeksen op te vragen)

In 2007 bevielen in België 2837 meisjes jonger dan 20 jaar. 2708 tieners lieten een abortus uitvoeren. In 2007 waren er dus 5545 tienerzwangerschappen bekend. Daarbij dient nog een klein percentage miskramen gerekend te worden.
Als we deze cijfers vergelijken met het aantal meisjes tussen 10 en 20 in België dan werden in 2007 5 op de 1000 meisjes moeder, 4 op de 1000 meisjes maakten een abortus mee en 9 op de 1000 meisjes werden zwanger. De voorbije 11 jaar fluctueert het zwangerschapscijfer tussen de 8 en de 9. In 2007 werd, op 2000 en 2001 na, het hoogste zwangerschapscijfer genoteerd.
Er zijn sterke gewestelijke verschillen. In Vlaanderen worden 7 per 1000 meisjes zwanger, in Wallonië 10 en in het Brussels hoofdstedelijk gewest 19. In Vlaanderen kiezen tieners vaker voor het moederschap dan voor abortus. In Brussel is dat net omgekeerd en in Wallonië kiezen ze ongeveer even vaak voor geboorte als voor abortus.
Hoe ouder een meisje, hoe meer kans zij heeft op een zwangerschap. Minderjarige meisjes hebben 4 duizendste kans om zwanger te worden. Meerderjarige meisjes daarentegen 29 duizendste. Hoe ouder de zwangere meisjes zijn hoe groter ook de kans dat zij hun zwangerschap uitdragen.
Het bevallingscijfer en het abortuscijfer evolueren elk jaar meer naar elkaar toe. In 1996 eindigden slechts 1 op de 3 van de zwangerschappen in een abortus, nu is dat bijna de helft.
Deze cijfers zijn gebaseerd op cijfers verkregen van het SPE, het ONE en het observatorium voor Gezondheid en Welzijn, op rapporten van de evaluatiecommisie inzake de abortuswet van 1990 en op bevolkingscijfers van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (vroegere NIS).
Uitgebreidere analyses of uitleg kunnen opgevraagd worden.

Gepland of ongepland

Over de oorzaken van tienerzwangerschap is veel discussie. Er is een verschil tussen ongeplande zwangerschappen en (semi-)geplande zwangerschappen. Ongeplande zwangerschappen kunnen het gevolg zijn van het niet gebruiken van anticonceptie door beperkte kennis, door een gevoel van persoonlijke onfeilbaarheid wat een zwangerschap betreft, door communicatiemoeilijkheden over anticonceptie met de partner, door vooroordelen ten opzichte van bepaalde anticonceptiva of gedwongen (onveilige) seks. Ook kan anticonceptie fout gebruikt worden of falen. Ten slotte kan een jongere nonchalant zijn in het gebruik van anticonceptie omdat hij of zij het eigen risico op zwangerschap moeilijk kan inschatten of omdat hij of zij geen regelmaat vindt in het plannen van het eigen leven en het gebruiken van anticonceptie. Vanzelfsprekend is deze lijst niet exhaustief.
Een semigeplande tienerzwangerschap is een zwangerschap van een tiener die het niet als een prioriteit ziet om een zwangerschap te voorkomen. Een geplande zwangerschap is een zwangerschap waarnaar sterk verlangd wordt door de tiener. Men schat dat ongeveer een derde van de tieners die ervoor kiezen om hun zwangerschap uit te dragen (semi)gepland zwanger werd. Het betreft hier voornamelijk oudere tieners, met een partner en zonder duidelijke toekomstplanning.

Abortus of ouderschap

Er is een opmerkelijk verschil in de karakteristieken van meisjes die voor abortus en die voor het uitdragen van de zwangerschap kiezen. Meisjes die voor het ouderschap kiezen zijn ouder, armer, lager geschoold, staan negatiever ten opzichte van abortus en kennen anderen in hun familie of kennissenkring die vroeg moeder werden. Het lijkt erop dat voor hen een kind minder een obstakel vormt voor het uitbouwen van de eigen toekomst. Toch mag de keuze voor het kind niet als een negatieve keuze gezien worden, bij de meeste jonge moeders is de positieve keuze voor een kind sterker dan het vlucht- of compensatiemotief dat vaak vermoed wordt bij jonge ouders.

Gevolgen

Ook over de gevolgen van zowel abortus als ouderschap is veel onduidelijkheid. De meeste onderzoekers en begeleiders vermoeden dat negatieve ervaringen van tienerouders meer te maken hebben met de achtergrond van de tiener (armoede, opleiding, sociale vaardigheden, persoonlijke problematiek), dan met het ouderschap zelf. Enkel als een tiener erg jong is, zal het beperkte ontwikkelingsniveau de binding met het eigen kind bepalen.
Er is weinig onderzoek naar de gevolgen van abortus bij tieners. We vermoeden dat ongeveer 1/4e nadien moeite heeft met de abortus. Dit gaat van af en toe een neerslachtige bui of woedeaanval tot zware trauma-ervaringen en rouwverwerking. In hoeverre verwerkingsproblemen bepaald worden door de abortus, de omstandigheden van de abortus of factoren los van de abortus is niet duidelijk. Opvallend is dat vele tieners, die al niet van bij de start een vertrouwenspersoon hebben, pas in hun volwassenheid of bij een nieuwe zwangerschap over de abortus praten.

Begeleiding

Weinig meisjes zoeken na een abortus hulp. Vaak hebben zij genoeg aan een persoon die hen de ruimte geeft om zo veel als zij willen stil te staan bij hun voorbije ervaringen. Als er meer nodig is, kunnen meisjes terecht bij het cRZ.
Ook tienerouders zoeken niet vaak hulp. Zij trekken hun plan. Het ouderschap lijkt een verantwoordelijkheidsgevoel op te roepen dat hen een extra stimulans geeft om hun leven op orde te houden. Tevens kunnen de meeste tienermoeders rekenen op een ruim ondersteuningsnetwerk (ouders, familie, vrienden). Ten slotte kan het zijn dat de mama’s zich sterker voordoen dan ze zijn omdat ze het gevoel hebben dat ze zich moeten bewijzen. Meisjes die wel hulp zoeken, hebben meestal zeer concrete vragen. Een overzicht van organisaties die tienerouders ondersteunen is te vinden in het vademecum ongeplande zwangerschap van het cRZ.

Literatuur tienerzwangerschap (uitgebreidere thematische bibliografie op te vragen)

  • Berthoud, R., Robson, K. (2001). The Outcomes of Teenage Motherhood in Europe. Innocenti Working Papers. Report: WP-86. 72pp. Jul 2001.
  • Furstenberg, F. F. (2007). Destinies of the Disadvantaged: The Politics of Teenage Childbearing (p. 203). Russell Sage Foundation Publications.
  • Kane, R., Wellings, K. (1999). Reducing the Rate of Teenage Conceptions. An International Review of the Evidence: Data from Europe. London: Health Education Authority.
  • Kirby, D. (2002). Effective approaches to reducing adolescent unprotected sex, pregnancy, and childbearing. Journal of Sex Research, 39(1), 51-7.
  • Moore, M.R., Brooks-Gunn, J. (2002). Adolescent Parenthood. In M.H. Bornstein (ed.), Handbook of parenting Second Edition: Vol. 3. Being and Becoming a Parent. Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates, p. 173-214.
  • van Berlo, W, Wijsen, C., Vanwesenbeeck, I. (2005). Gebrek aan regie. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.