Actueel: RAPPORT SOCIO-DEMOGRAFISCHE KENMERKEN TIENEROUDERS IN VLAANDEREN

Vandaag verschijnt het onderzoeksrapport 'Socio-Demografische kenmerken van tienerouders in Vlaanderen' van het CSB. Hieronder een samenvatting van het opzet en de resultaten van het onderzoek.

Methodologie. Dit rapport is de weerslag van het eerste onderzoek naar socio-demografische kenmerken van tienerouders in Vlaanderen. Als bronnen gebruikte ik selecties uit twee gegevensdatabanken, met name de geboorteregistraties van kinderen tussen 2002 en 2006 in Vlaanderen geboren bij een moeder jonger dan 20 jaar (SPE - Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie) en de elektronische registraties van kenmerken van kinderen van moeders jonger dan 20 jaar, geboren en/of wonend in Vlaanderen, door regioteamleden van Kind & Gezin in dezelfde tijdsspanne (Ikaros-databank). Onderzochte moederlijke en vaderlijke parameters zijn: leeftijd, nationaliteit, beroepsstatus, diploma, burgerlijke staat en preventieve gezondheidszorg door Kind & Gezin.

De eerste demografische kenmerkenanalyse over tienermoeders in Vlaanderen bevestigt de vermoedens: de meesten zijn meerderjarig en laaggeschoold en een grote groep is allochtoon

Resultaten. Ongeveer 80% van de moeders blijkt ouder dan 18 jaar. 30% is buitenlands van oorsprong, voornamelijk Turks of Oost-Europees. Slechts een kleine meerderheid van de minderjarige moeders noemt zichzelf student. Bij de meerderjarige moeders is dat 10%. Meer dan 70% van deze meerderjarigen is niet actief (werkloos of zonder beroep). Van de niet schoolplichtige moeders heeft ongeveer de helft een diploma hoger middelbaar. Een derde heeft een diploma lager middelbaar en een goeie 10% is lager geschoold. Meer dan 60% van de diploma’s hoger middelbaar zijn beroepsdiploma’s. 3/4e van de moeders zijn ongehuwd. Zowel qua beroepsstatus, diploma als burgerlijke staat wijken de tienermoeders af van hun leeftijdsgenoten: hun beroepsstatus en diploma is lager en ze zijn vaker getrouwd. Het mediane aantal huisbezoeken door regioteamleden van Kind & Gezin ligt rond het streefdoel (3à4), het mediane aantal consultaties bij regiohuizen van Kind & Gezin ligt iets lager dan het streefdoel, nl. 9 in plaats van 10 à 11. Van 20% van de vaders van de bestudeerde kinderen zijn geen gegevens bekend. De andere vaders zijn gemiddeld 5 jaar ouder dan de moeder. Eén derde van hen is allochtoon van oorsprong, ze zijn meestal actief (73%) en hebben meestal een diploma hoger middelbaar (57%).

Conclusies. De profielen van de tienermoeders zijn sterk verschillend wanneer rekening gehouden wordt met de nationaliteit van oorsprong. De Oost-Europese moeders zijn vaker jong, laag geschoold, niet actief en hebben geen contact met de vader van hun kind. Noord Afrikaanse moeders en meisjes uit het Midden Oosten zijn ouder en in bijna 90% van de gevallen gehuwd. Ze bevinden zich vaak in een traditioneel rollenpatroon waarbij de vader werkt en de moeder laaggeschoold is en geen beroep heeft. De Belgische meisjes zijn redelijk vaak jong, maar hebben de beste diploma’s en zijn het vaakst actief of studerend. Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat lage scholing en nationaliteit voorspellende factoren zijn voor jong moederschap. Het is aan de hand van deze studie niet te bepalen of moederschap ook gevolgen heeft voor de ontwikkeling van het socio-demografische profiel van jonge vrouwen (en hun kinderen en partners).

Aanbevelingen. Leerlingen uit het beroepsonderwijs en Oost-Europese tieners blijken twee doelgroepen waarvoor een aangepaste preventie en begeleiding dient voorzien te worden. Middelbare en hoge scholen kunnen hun drempel laag houden voor adolescente moeders door een stappenplan ‘tienerzwangerschap’ uit te werken en door het oprichten van tienermoedervriendelijke crèches in de buurt van risicoscholen te stimuleren. De overheid kan voor studerende moeders het recht op bevallingsrust invoeren en diensten als Kind & Gezin, de VDAB of instanties voor tweede kans onderwijs lijken baat te hebben bij een doelgroepenbeleid en/of specifieke vormingen voor hun medewerkers.

Het rapport is te lezen via www.centrumvoorsociaalbeleid.be of op te vragen via marjolijn.dewilde@ua.ac.be

Algemene informatie tienerzwangerschap

  • Enkele cijfers
  • Gepland of ongepland
  • Abortus of ouderschap
  • Gevolgen
  • Begeleiding
  • Top 5 literatuur tienerzwangerschap
  • Links binnenland
  • Links buitenland
  • Archief 'actueel'

Enkele cijfers (uitgebreidere cijferreeksen op te vragen)

In 2007 bevielen in België 2837 meisjes jonger dan 20 jaar. 2708 tieners lieten een abortus uitvoeren. In 2007 waren er dus 5545 tienerzwangerschappen bekend. Daarbij dient nog een klein percentage miskramen gerekend te worden.
Als we deze cijfers vergelijken met het aantal meisjes tussen 10 en 20 in België dan werden in 2007 5 op de 1000 meisjes moeder, 4 op de 1000 meisjes maakten een abortus mee en 9 op de 1000 meisjes werden zwanger. De voorbije 11 jaar fluctueert het zwangerschapscijfer tussen de 8 en de 9. In 2007 werd, op 2000 en 2001 na, het hoogste zwangerschapscijfer genoteerd.
Er zijn sterke gewestelijke verschillen. In Vlaanderen worden 7 per 1000 meisjes zwanger, in Wallonië 10 en in het Brussels hoofdstedelijk gewest 19. In Vlaanderen kiezen tieners vaker voor het moederschap dan voor abortus. In Brussel is dat net omgekeerd en in Wallonië kiezen ze ongeveer even vaak voor geboorte als voor abortus.
Hoe ouder een meisje, hoe meer kans zij heeft op een zwangerschap. Minderjarige meisjes hebben 4 duizendste kans om zwanger te worden. Meerderjarige meisjes daarentegen 29 duizendste. Hoe ouder de zwangere meisjes zijn hoe groter ook de kans dat zij hun zwangerschap uitdragen.
Het bevallingscijfer en het abortuscijfer evolueren elk jaar meer naar elkaar toe. In 1996 eindigden slechts 1 op de 3 van de zwangerschappen in een abortus, nu is dat bijna de helft.
Deze cijfers zijn gebaseerd op cijfers verkregen van het SPE, het ONE en het observatorium voor Gezondheid en Welzijn, op rapporten van de evaluatiecommisie inzake de abortuswet van 1990 en op bevolkingscijfers van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (vroegere NIS).
Uitgebreidere analyses of uitleg kunnen opgevraagd worden.

Gepland of ongepland

Over de oorzaken van tienerzwangerschap is veel discussie. Er is een verschil tussen ongeplande zwangerschappen en (semi-)geplande zwangerschappen. Ongeplande zwangerschappen kunnen het gevolg zijn van het niet gebruiken van anticonceptie door beperkte kennis, door een gevoel van persoonlijke onfeilbaarheid wat een zwangerschap betreft, door communicatiemoeilijkheden over anticonceptie met de partner, door vooroordelen ten opzichte van bepaalde anticonceptiva of gedwongen (onveilige) seks. Ook kan anticonceptie fout gebruikt worden of falen. Ten slotte kan een jongere nonchalant zijn in het gebruik van anticonceptie omdat hij of zij het eigen risico op zwangerschap moeilijk kan inschatten of omdat hij of zij geen regelmaat vindt in het plannen van het eigen leven en het gebruiken van anticonceptie. Vanzelfsprekend is deze lijst niet exhaustief.
Een semigeplande tienerzwangerschap is een zwangerschap van een tiener die het niet als een prioriteit ziet om een zwangerschap te voorkomen. Een geplande zwangerschap is een zwangerschap waarnaar sterk verlangd wordt door de tiener. Men schat dat ongeveer een derde van de tieners die ervoor kiezen om hun zwangerschap uit te dragen (semi)gepland zwanger werd. Het betreft hier voornamelijk oudere tieners, met een partner en zonder duidelijke toekomstplanning.

Abortus of ouderschap

Er is een opmerkelijk verschil in de karakteristieken van meisjes die voor abortus en die voor het uitdragen van de zwangerschap kiezen. Meisjes die voor het ouderschap kiezen zijn ouder, armer, lager geschoold, staan negatiever ten opzichte van abortus en kennen anderen in hun familie of kennissenkring die vroeg moeder werden. Het lijkt erop dat voor hen een kind minder een obstakel vormt voor het uitbouwen van de eigen toekomst. Toch mag de keuze voor het kind niet als een negatieve keuze gezien worden, bij de meeste jonge moeders is de positieve keuze voor een kind sterker dan het vlucht- of compensatiemotief dat vaak vermoed wordt bij jonge ouders.

Gevolgen

Ook over de gevolgen van zowel abortus als ouderschap is veel onduidelijkheid. De meeste onderzoekers en begeleiders vermoeden dat negatieve ervaringen van tienerouders meer te maken hebben met de achtergrond van de tiener (armoede, opleiding, sociale vaardigheden, persoonlijke problematiek), dan met het ouderschap zelf. Enkel als een tiener erg jong is, zal het beperkte ontwikkelingsniveau de binding met het eigen kind bepalen.
Er is weinig onderzoek naar de gevolgen van abortus bij tieners. We vermoeden dat ongeveer 1/4e nadien moeite heeft met de abortus. Dit gaat van af en toe een neerslachtige bui of woedeaanval tot zware trauma-ervaringen en rouwverwerking. In hoeverre verwerkingsproblemen bepaald worden door de abortus, de omstandigheden van de abortus of factoren los van de abortus is niet duidelijk. Opvallend is dat vele tieners, die al niet van bij de start een vertrouwenspersoon hebben, pas in hun volwassenheid of bij een nieuwe zwangerschap over de abortus praten.

Begeleiding

Weinig meisjes zoeken na een abortus hulp. Vaak hebben zij genoeg aan een persoon die hen de ruimte geeft om zo veel als zij willen stil te staan bij hun voorbije ervaringen. Als er meer nodig is, kunnen meisjes terecht bij het cRZ.
Ook tienerouders zoeken niet vaak hulp. Zij trekken hun plan. Het ouderschap lijkt een verantwoordelijkheidsgevoel op te roepen dat hen een extra stimulans geeft om hun leven op orde te houden. Tevens kunnen de meeste tienermoeders rekenen op een ruim ondersteuningsnetwerk (ouders, familie, vrienden). Ten slotte kan het zijn dat de mama’s zich sterker voordoen dan ze zijn omdat ze het gevoel hebben dat ze zich moeten bewijzen. Meisjes die wel hulp zoeken, hebben meestal zeer concrete vragen. Een overzicht van organisaties die tienerouders ondersteunen is te vinden in het vademecum ongeplande zwangerschap van het cRZ.

Literatuur tienerzwangerschap (uitgebreidere thematische bibliografie op te vragen)

  • Berthoud, R., Robson, K. (2001). The Outcomes of Teenage Motherhood in Europe. Innocenti Working Papers. Report: WP-86. 72pp. Jul 2001.
  • Furstenberg, F. F. (2007). Destinies of the Disadvantaged: The Politics of Teenage Childbearing (p. 203). Russell Sage Foundation Publications.
  • Kane, R., Wellings, K. (1999). Reducing the Rate of Teenage Conceptions. An International Review of the Evidence: Data from Europe. London: Health Education Authority.
  • Kirby, D. (2002). Effective approaches to reducing adolescent unprotected sex, pregnancy, and childbearing. Journal of Sex Research, 39(1), 51-7.
  • Moore, M.R., Brooks-Gunn, J. (2002). Adolescent Parenthood. In M.H. Bornstein (ed.), Handbook of parenting Second Edition: Vol. 3. Being and Becoming a Parent. Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates, p. 173-214.
  • van Berlo, W, Wijsen, C., Vanwesenbeeck, I. (2005). Gebrek aan regie. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.