Actueel: TIENERZWANGERSCHAPPEN EN PROJECTEN ROND ACHTERSTELLING

Meestal worden in reviews met betrekking tot de preventie van tienerzwangerschappen projecten besproken die onder de verzamelnaam RSV vallen. RSV staat voor Relationele en Seksuele vorming en bundelt alle initiatieven die als specifieke doelstelling hebben te werken rond relaties en seksualiteit (bij jongeren). Harden, Brunton, Fletcher en Oakley (2009) maken een andere keuze, daarin geïnspireerd door de wetenschappelijke bevindingen over tienerzwangerschap. Tienerouderschap en in mindere mate ook tienerzwangerschap is gelinkt aan socio-economische achterstelling. De Britse onderzoekers veronderstellen dan ook dat projecten die werken rond de vermindering van deze achterstelling onrechtstreeks een invloed hebben op de prevalentie van tienerzwangerschapen. Deze veronderstelling levert een interessant systematic review op, gepubliceerd in The British Medical Journal.

Socio-economische achterstelling aanpakken is even effectief voor het bestrijden van tienerzwangerschappen als relationele en seksuele vorming

De auteurs bespreken zowel kwantitatieve (6) als kwalitatieve (5) onderzoeken. Twee types kwantitatief geëvalueerde projecten worden opgenomen: de vroege kind interventies en ontwikkelingsprogramma's voor jongeren. De eerste zijn meestal gericht op de ondersteuning van de ouders, de tweede op positieve stimulatie van tieners. Het voorkomen van tienerzwangerschappen bij jongeren die ooit in zulk project zaten wordt vergeleken met dit voorkomen bij jongeren die er niet aan deelnamen. Deze laatste controlegroep wordt bij bijna alle onderzoeken ad random (toevallig) bepaald. Uit deze studies blijkt dat initiatieven die eigenlijk de socio-economische achterstelling van gezinnen of jongeren willen beperken, tevens een verlagend effect hebben op de frequentie van tienerzwangerschappen. Hiermee is nogmaals bewezen dat beide fenomenen sterk samenhangen. Mensen en organisaties die zich inzetten voor personen in of met een risico op armoede verdienen evenveel pluimen als de vormingswerkers die jongeren de seksuele knowhow bijbrengen.

Het opnemen van kwalitatief onderzoek in een systematic review maakt het mogelijk kwantitatieve bevindingen te koppelen aan het echte leven. Meningen en ervaringen van jongeren kunnen verklaringen bieden voor het succes van projecten. Geluk, graag naar school gaan en positieve toekomstverwachtingen dragen volgens tienerouders en andere jongeren bij tot het verlaten van een eerste zwangerschap. Het welbevinden op school blijkt zelfs los van andere factoren een effect te hebben op het al dan niet uitstellen van een zwangerschap.

De vraag is nu of de projecten die een kwantitatief verifieerbaar effect bleken te hebben op de frequentie van tienerzwangerschappen ook weldegelijk actief zijn op deze terreinen. Vele van de in de kwantitatieve analyse besproken initiatieven werken inderdaad rond het schoolgebeuren, zij het voornamelijk op individueel (motivatie) of gezinsniveau (stimuleren van leeromgeving) en minder op schoolniveau. Mogelijk heeft ook een maatregel die iets wil doen aan pesten op school of aan het bevorderen van inspraak van leerlingen een effect op de tienerzwangerschappen in de school. Dit werd voorlopig nog niet onderzocht. Vooral de ontwikkelingsprogramma's voor jongeren sleutelen aan hun toekomstverwachtingen. Bij de vroege kind interventies is dit niet expliciet aan de orde.

Met deze studie in handen is het triest vast te stellen dat denken rond preventie mbt tienerzwangerschap vaak niet verder reikt dan RSV-programma's. Blijkbaar is het moeilijk om vatten dat kennis en vaardigheden met betrekking tot relaties en seks hand in hand gaan met economische en sociale mogelijkheden. De RSV-acties zullen pas effectief zijn als ze aangevuld worden met interventies gericht op het welbevinden van jongeren. Dit welbevinden is bovendien niet een louter individuele aangelegenheid (10 gesprekken met een psycholoog en een kind voelt zich weer in zijn sas), maar een verantwoordelijkheid van elke groep waar jongeren tijd doorbrengen, schoolgemeenschappen en overheden.

Harden, A., Brunton, G., Fletcher, A., Oakley, A. (2009). Teenage Pregnancy and Social Disadvantage: Systematic Review Integrating Controlled Trials and Qualitative Studies. British Medical Journal, 11p.

Algemene informatie tienerzwangerschap

  • Enkele cijfers
  • Gepland of ongepland
  • Abortus of ouderschap
  • Gevolgen
  • Begeleiding
  • Top 5 literatuur tienerzwangerschap
  • Links binnenland
  • Links buitenland
  • Archief 'actueel'

Enkele cijfers (uitgebreidere cijferreeksen op te vragen)

In 2007 bevielen in België 2837 meisjes jonger dan 20 jaar. 2708 tieners lieten een abortus uitvoeren. In 2007 waren er dus 5545 tienerzwangerschappen bekend. Daarbij dient nog een klein percentage miskramen gerekend te worden.
Als we deze cijfers vergelijken met het aantal meisjes tussen 10 en 20 in België dan werden in 2007 5 op de 1000 meisjes moeder, 4 op de 1000 meisjes maakten een abortus mee en 9 op de 1000 meisjes werden zwanger. De voorbije 11 jaar fluctueert het zwangerschapscijfer tussen de 8 en de 9. In 2007 werd, op 2000 en 2001 na, het hoogste zwangerschapscijfer genoteerd.
Er zijn sterke gewestelijke verschillen. In Vlaanderen worden 7 per 1000 meisjes zwanger, in Wallonië 10 en in het Brussels hoofdstedelijk gewest 19. In Vlaanderen kiezen tieners vaker voor het moederschap dan voor abortus. In Brussel is dat net omgekeerd en in Wallonië kiezen ze ongeveer even vaak voor geboorte als voor abortus.
Hoe ouder een meisje, hoe meer kans zij heeft op een zwangerschap. Minderjarige meisjes hebben 4 duizendste kans om zwanger te worden. Meerderjarige meisjes daarentegen 29 duizendste. Hoe ouder de zwangere meisjes zijn hoe groter ook de kans dat zij hun zwangerschap uitdragen.
Het bevallingscijfer en het abortuscijfer evolueren elk jaar meer naar elkaar toe. In 1996 eindigden slechts 1 op de 3 van de zwangerschappen in een abortus, nu is dat bijna de helft.
Deze cijfers zijn gebaseerd op cijfers verkregen van het SPE, het ONE en het observatorium voor Gezondheid en Welzijn, op rapporten van de evaluatiecommisie inzake de abortuswet van 1990 en op bevolkingscijfers van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (vroegere NIS).
Uitgebreidere analyses of uitleg kunnen opgevraagd worden.

Gepland of ongepland

Over de oorzaken van tienerzwangerschap is veel discussie. Er is een verschil tussen ongeplande zwangerschappen en (semi-)geplande zwangerschappen. Ongeplande zwangerschappen kunnen het gevolg zijn van het niet gebruiken van anticonceptie door beperkte kennis, door een gevoel van persoonlijke onfeilbaarheid wat een zwangerschap betreft, door communicatiemoeilijkheden over anticonceptie met de partner, door vooroordelen ten opzichte van bepaalde anticonceptiva of gedwongen (onveilige) seks. Ook kan anticonceptie fout gebruikt worden of falen. Ten slotte kan een jongere nonchalant zijn in het gebruik van anticonceptie omdat hij of zij het eigen risico op zwangerschap moeilijk kan inschatten of omdat hij of zij geen regelmaat vindt in het plannen van het eigen leven en het gebruiken van anticonceptie. Vanzelfsprekend is deze lijst niet exhaustief.
Een semigeplande tienerzwangerschap is een zwangerschap van een tiener die het niet als een prioriteit ziet om een zwangerschap te voorkomen. Een geplande zwangerschap is een zwangerschap waarnaar sterk verlangd wordt door de tiener. Men schat dat ongeveer een derde van de tieners die ervoor kiezen om hun zwangerschap uit te dragen (semi)gepland zwanger werd. Het betreft hier voornamelijk oudere tieners, met een partner en zonder duidelijke toekomstplanning.

Abortus of ouderschap

Er is een opmerkelijk verschil in de karakteristieken van meisjes die voor abortus en die voor het uitdragen van de zwangerschap kiezen. Meisjes die voor het ouderschap kiezen zijn ouder, armer, lager geschoold, staan negatiever ten opzichte van abortus en kennen anderen in hun familie of kennissenkring die vroeg moeder werden. Het lijkt erop dat voor hen een kind minder een obstakel vormt voor het uitbouwen van de eigen toekomst. Toch mag de keuze voor het kind niet als een negatieve keuze gezien worden, bij de meeste jonge moeders is de positieve keuze voor een kind sterker dan het vlucht- of compensatiemotief dat vaak vermoed wordt bij jonge ouders.

Gevolgen

Ook over de gevolgen van zowel abortus als ouderschap is veel onduidelijkheid. De meeste onderzoekers en begeleiders vermoeden dat negatieve ervaringen van tienerouders meer te maken hebben met de achtergrond van de tiener (armoede, opleiding, sociale vaardigheden, persoonlijke problematiek), dan met het ouderschap zelf. Enkel als een tiener erg jong is, zal het beperkte ontwikkelingsniveau de binding met het eigen kind bepalen.
Er is weinig onderzoek naar de gevolgen van abortus bij tieners. We vermoeden dat ongeveer 1/4e nadien moeite heeft met de abortus. Dit gaat van af en toe een neerslachtige bui of woedeaanval tot zware trauma-ervaringen en rouwverwerking. In hoeverre verwerkingsproblemen bepaald worden door de abortus, de omstandigheden van de abortus of factoren los van de abortus is niet duidelijk. Opvallend is dat vele tieners, die al niet van bij de start een vertrouwenspersoon hebben, pas in hun volwassenheid of bij een nieuwe zwangerschap over de abortus praten.

Begeleiding

Weinig meisjes zoeken na een abortus hulp. Vaak hebben zij genoeg aan een persoon die hen de ruimte geeft om zo veel als zij willen stil te staan bij hun voorbije ervaringen. Als er meer nodig is, kunnen meisjes terecht bij het cRZ.
Ook tienerouders zoeken niet vaak hulp. Zij trekken hun plan. Het ouderschap lijkt een verantwoordelijkheidsgevoel op te roepen dat hen een extra stimulans geeft om hun leven op orde te houden. Tevens kunnen de meeste tienermoeders rekenen op een ruim ondersteuningsnetwerk (ouders, familie, vrienden). Ten slotte kan het zijn dat de mama’s zich sterker voordoen dan ze zijn omdat ze het gevoel hebben dat ze zich moeten bewijzen. Meisjes die wel hulp zoeken, hebben meestal zeer concrete vragen. Een overzicht van organisaties die tienerouders ondersteunen is te vinden in het vademecum ongeplande zwangerschap van het cRZ.

Literatuur tienerzwangerschap (uitgebreidere thematische bibliografie op te vragen)

  • Berthoud, R., Robson, K. (2001). The Outcomes of Teenage Motherhood in Europe. Innocenti Working Papers. Report: WP-86. 72pp. Jul 2001.
  • Furstenberg, F. F. (2007). Destinies of the Disadvantaged: The Politics of Teenage Childbearing (p. 203). Russell Sage Foundation Publications.
  • Kane, R., Wellings, K. (1999). Reducing the Rate of Teenage Conceptions. An International Review of the Evidence: Data from Europe. London: Health Education Authority.
  • Kirby, D. (2002). Effective approaches to reducing adolescent unprotected sex, pregnancy, and childbearing. Journal of Sex Research, 39(1), 51-7.
  • Moore, M.R., Brooks-Gunn, J. (2002). Adolescent Parenthood. In M.H. Bornstein (ed.), Handbook of parenting Second Edition: Vol. 3. Being and Becoming a Parent. Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates, p. 173-214.
  • van Berlo, W, Wijsen, C., Vanwesenbeeck, I. (2005). Gebrek aan regie. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.