Actueel: TIJDREEKSEN VAN TIENERVRUCHTBAARHEID

De vruchtbaarheidscijfers (= aantal geboortes per 1000 meisjes) onder tieners (15-19 jaar) liggen in de meeste Europese en Oesolanden momenteel zeer laag in vergelijking met dezelfde cijfers enkele decennia geleden. Ondanks deze algemeen dalende trend, zijn er duidelijke verschillen. Aan de hand van vruchtbaarheidscijfers tussen 1960 en nu, zijn er volgens mij 5 tendenzen te onderscheiden. De komende periode zal ik nagaan wat de landen in elke groep gemeenschappelijk hebben, in de hoop zo een bijdrage te leveren aan het vergelijkende en verklarende onderzoek.

De tijdreeksen (jaren '60 tot nu) van tienervruchtbaarheidscijfers in Europese en Oeso-landen onderscheiden zich van elkaar in het moment waarop een piek in geboortes bij tieners werd bereikt.
Een eerste groep landen heeft zijn piek (17-92 geboortes per 1000 meisjes) in de late jaren ’60 – vroege jaren ’70. Hiertoe behoren België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, IJsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland. Na de piek dalen de cijfers sterk. Het eindpunt van deze daling valt voor de meeste landen in de jaren ’80 (enkel voor Nederland iets vroeger). De sterke daling lijkt te stoppen op een punt waarop een zekere ondergrens bereikt is, namelijk rond de 10 geboortes per 1000 meisjes. Daarna volgt ofwel een stabilisatie ofwel een verdere lichte daling. Het valt te onderzoeken of deze eerste groep nog verder kan opgesplitst worden op basis van de hoogte van het piekmoment (boven of onder een bepaalde grens).

Groep 2 verzamelt een groot deel van de Mediterrane landen, met name Slovenië, Griekenland, Italië en Spanje. De piek (27-70 geboortes per 1000 meisjes) valt hier een tiental jaren later (eind jaren ’70). Daarna volgt een sterke daling. Het is niet duidelijk of er na die daling een duidelijke en voor deze landen gelijkaardige trend volgt (stabilisatie, verdere daling of lichte stijging). Het verzamelen van recente data zal dit beeld verduidelijken (voor de meeste van deze landen heb ik voorlopig maar data tot 2002 ter beschikking).

De Oost-Europese landen lijken uit elkaar te vallen in twee groepen. Beide groepen zetten een daling in in de jaren ’90, maar bij de landen uit groep 3 ging daaraan een forse stijging vooraf (tot 47-83 geboortes per 1000 meisjes), bij de landen in groep 4 start de daling van op een zeker stabiel niveau (36-82 geboortes per 1000 meisjes). Armenië, Estland, Georgië, Letland, Litouwen, Moldavië, Oekraïne en de Russische federatie behoren tot groep 3. Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Croatië, Macedonië, Polen, Roemenië, Servië, Slowakije en Tsjechië vormen groep 4. 

Ten slotte is er een groep landen die over de hele bestudeerde periode relatief stabiel bleven en dit op een eerder laag niveau, met name Ierland (20 geboortes per 1000 meisjes) en Japan (5 geboortes per 1000 meisjes).  

De VS is een outlinger waarbij de piek (96 geboortes per 1000 meisjes) in de jaren ’50 viel en waarbij de daling eerder gestaag verloopt. Enkel Albanië heeft ook een piek in die periode, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat beide landen in eenzelfde groep thuishoren.

Tijdreeksen van de genoemde landen zijn gebaseerd op landelijke statistische bureau's, UNECE en OECD-gegevens. De tijdreeksen zijn bij mij op te vragen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Algemene informatie tienerzwangerschap

  • Enkele cijfers
  • Gepland of ongepland
  • Abortus of ouderschap
  • Gevolgen
  • Begeleiding
  • Top 5 literatuur tienerzwangerschap
  • Links binnenland
  • Links buitenland
  • Archief 'actueel'

Enkele cijfers (uitgebreidere cijferreeksen op te vragen)

In 2007 bevielen in België 2837 meisjes jonger dan 20 jaar. 2708 tieners lieten een abortus uitvoeren. In 2007 waren er dus 5545 tienerzwangerschappen bekend. Daarbij dient nog een klein percentage miskramen gerekend te worden.
Als we deze cijfers vergelijken met het aantal meisjes tussen 10 en 20 in België dan werden in 2007 5 op de 1000 meisjes moeder, 4 op de 1000 meisjes maakten een abortus mee en 9 op de 1000 meisjes werden zwanger. De voorbije 11 jaar fluctueert het zwangerschapscijfer tussen de 8 en de 9. In 2007 werd, op 2000 en 2001 na, het hoogste zwangerschapscijfer genoteerd.
Er zijn sterke gewestelijke verschillen. In Vlaanderen worden 7 per 1000 meisjes zwanger, in Wallonië 10 en in het Brussels hoofdstedelijk gewest 19. In Vlaanderen kiezen tieners vaker voor het moederschap dan voor abortus. In Brussel is dat net omgekeerd en in Wallonië kiezen ze ongeveer even vaak voor geboorte als voor abortus.
Hoe ouder een meisje, hoe meer kans zij heeft op een zwangerschap. Minderjarige meisjes hebben 4 duizendste kans om zwanger te worden. Meerderjarige meisjes daarentegen 29 duizendste. Hoe ouder de zwangere meisjes zijn hoe groter ook de kans dat zij hun zwangerschap uitdragen.
Het bevallingscijfer en het abortuscijfer evolueren elk jaar meer naar elkaar toe. In 1996 eindigden slechts 1 op de 3 van de zwangerschappen in een abortus, nu is dat bijna de helft.
Deze cijfers zijn gebaseerd op cijfers verkregen van het SPE, het ONE en het observatorium voor Gezondheid en Welzijn, op rapporten van de evaluatiecommisie inzake de abortuswet van 1990 en op bevolkingscijfers van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (vroegere NIS).
Uitgebreidere analyses of uitleg kunnen opgevraagd worden.

Gepland of ongepland

Over de oorzaken van tienerzwangerschap is veel discussie. Er is een verschil tussen ongeplande zwangerschappen en (semi-)geplande zwangerschappen. Ongeplande zwangerschappen kunnen het gevolg zijn van het niet gebruiken van anticonceptie door beperkte kennis, door een gevoel van persoonlijke onfeilbaarheid wat een zwangerschap betreft, door communicatiemoeilijkheden over anticonceptie met de partner, door vooroordelen ten opzichte van bepaalde anticonceptiva of gedwongen (onveilige) seks. Ook kan anticonceptie fout gebruikt worden of falen. Ten slotte kan een jongere nonchalant zijn in het gebruik van anticonceptie omdat hij of zij het eigen risico op zwangerschap moeilijk kan inschatten of omdat hij of zij geen regelmaat vindt in het plannen van het eigen leven en het gebruiken van anticonceptie. Vanzelfsprekend is deze lijst niet exhaustief.
Een semigeplande tienerzwangerschap is een zwangerschap van een tiener die het niet als een prioriteit ziet om een zwangerschap te voorkomen. Een geplande zwangerschap is een zwangerschap waarnaar sterk verlangd wordt door de tiener. Men schat dat ongeveer een derde van de tieners die ervoor kiezen om hun zwangerschap uit te dragen (semi)gepland zwanger werd. Het betreft hier voornamelijk oudere tieners, met een partner en zonder duidelijke toekomstplanning.

Abortus of ouderschap

Er is een opmerkelijk verschil in de karakteristieken van meisjes die voor abortus en die voor het uitdragen van de zwangerschap kiezen. Meisjes die voor het ouderschap kiezen zijn ouder, armer, lager geschoold, staan negatiever ten opzichte van abortus en kennen anderen in hun familie of kennissenkring die vroeg moeder werden. Het lijkt erop dat voor hen een kind minder een obstakel vormt voor het uitbouwen van de eigen toekomst. Toch mag de keuze voor het kind niet als een negatieve keuze gezien worden, bij de meeste jonge moeders is de positieve keuze voor een kind sterker dan het vlucht- of compensatiemotief dat vaak vermoed wordt bij jonge ouders.

Gevolgen

Ook over de gevolgen van zowel abortus als ouderschap is veel onduidelijkheid. De meeste onderzoekers en begeleiders vermoeden dat negatieve ervaringen van tienerouders meer te maken hebben met de achtergrond van de tiener (armoede, opleiding, sociale vaardigheden, persoonlijke problematiek), dan met het ouderschap zelf. Enkel als een tiener erg jong is, zal het beperkte ontwikkelingsniveau de binding met het eigen kind bepalen.
Er is weinig onderzoek naar de gevolgen van abortus bij tieners. We vermoeden dat ongeveer 1/4e nadien moeite heeft met de abortus. Dit gaat van af en toe een neerslachtige bui of woedeaanval tot zware trauma-ervaringen en rouwverwerking. In hoeverre verwerkingsproblemen bepaald worden door de abortus, de omstandigheden van de abortus of factoren los van de abortus is niet duidelijk. Opvallend is dat vele tieners, die al niet van bij de start een vertrouwenspersoon hebben, pas in hun volwassenheid of bij een nieuwe zwangerschap over de abortus praten.

Begeleiding

Weinig meisjes zoeken na een abortus hulp. Vaak hebben zij genoeg aan een persoon die hen de ruimte geeft om zo veel als zij willen stil te staan bij hun voorbije ervaringen. Als er meer nodig is, kunnen meisjes terecht bij het cRZ.
Ook tienerouders zoeken niet vaak hulp. Zij trekken hun plan. Het ouderschap lijkt een verantwoordelijkheidsgevoel op te roepen dat hen een extra stimulans geeft om hun leven op orde te houden. Tevens kunnen de meeste tienermoeders rekenen op een ruim ondersteuningsnetwerk (ouders, familie, vrienden). Ten slotte kan het zijn dat de mama’s zich sterker voordoen dan ze zijn omdat ze het gevoel hebben dat ze zich moeten bewijzen. Meisjes die wel hulp zoeken, hebben meestal zeer concrete vragen. Een overzicht van organisaties die tienerouders ondersteunen is te vinden in het vademecum ongeplande zwangerschap van het cRZ.

Literatuur tienerzwangerschap (uitgebreidere thematische bibliografie op te vragen)

  • Berthoud, R., Robson, K. (2001). The Outcomes of Teenage Motherhood in Europe. Innocenti Working Papers. Report: WP-86. 72pp. Jul 2001.
  • Furstenberg, F. F. (2007). Destinies of the Disadvantaged: The Politics of Teenage Childbearing (p. 203). Russell Sage Foundation Publications.
  • Kane, R., Wellings, K. (1999). Reducing the Rate of Teenage Conceptions. An International Review of the Evidence: Data from Europe. London: Health Education Authority.
  • Kirby, D. (2002). Effective approaches to reducing adolescent unprotected sex, pregnancy, and childbearing. Journal of Sex Research, 39(1), 51-7.
  • Moore, M.R., Brooks-Gunn, J. (2002). Adolescent Parenthood. In M.H. Bornstein (ed.), Handbook of parenting Second Edition: Vol. 3. Being and Becoming a Parent. Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates, p. 173-214.
  • van Berlo, W, Wijsen, C., Vanwesenbeeck, I. (2005). Gebrek aan regie. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.