'Hoe komen ze in Godsnaam rond?' is een vraag die velen zich stellen over tienerouders. Uit de masterthesis van Anneleen Malcorps, onder begeleiding van professor Thérèse Jacobs en mijzelf, blijkt dat ongeveer 45% van de tienermoeders in België beroep doet op een leefloon. In Vlaanderen is dat slechts 28%. Andere bronnen van inkomsten, niet verbonden aan arbeid van de moeder, haar partner of ouders, zijn de kinderbijslag en een aantal specifieke premies, zoals een tussenkomst in eersteleeftijdsmelk. In tegenstelling tot in landen als Nederland en Groot-Brittannië bestaan er in België geen specifieke premies of verhogingen van de kinderbijslag voor tienerouders of studerende ouders.
45% van de Belgische tienerouders is leefloongerechtigd
Malcorps zond alle OCMW's in de provincie Antwerpen een uitgebreide vragenlijst toe. Uit de antwoorden blijkt dat geen enkel OCMW een specifiek beleid heeft inzake tienerouderschap. De sociale werkers beschouwen elke tienerouder als een afzonderlijk individu waarmee een persoonlijk traject wordt uitgetekend. De meeste OCMW-medewerkers vinden specifieke regelgeving niet noodzakelijk. Tienerouders kunnen volgens hen afdoend begeleid worden aan de hand van de bestaande wetgeving. Wel ervaren velen het vinden en het bekostigen van kinderopvang als een pijnpunt en sommige bepleiten hiervoor een financiële tussenkomst specifiek voor tienerouders.
Niet alle OCMW-medewerkers hanteren dezelfde uitgangspunten voor het toekennen van het leefloon of andere hulp aan tienermoeders. Vooral wanneer een tienermoeder inwoont bij haar ouders en deze een inkomen hebben, is het onmogelijk op voorhand te zeggen of haar een leefloon uitgekeerd zal worden. Dit blijkt gemeente-afhankelijk. Om een leefloon te krijgen, dient de aanvrager volgens de wet bereid zijn te werken. Vele OCMW's springen hier laks mee om als het een tienermoeder betreft, vooral als ze studeert, zelf nog jong is of haar kind nog klein is. Maar ook inzake deze toepassing van de wet tekent zich geen algemene lijn af.
Malcorps deed naast de bevraging van de OCMW's 3 interviews met hulpverleners die veel werken met tienermoeders (CIG, BZW). Hun meningen over de nood aan specifieke regelgeving zijn verdeeld. De CIG-medewerker die, mijns inziens, het meeste ervaring heeft met de doelgroep, klaagt het verschil in de toepassing van de wet inzake het leefloon aan. Hij pleit onomwonden voor verduidelijking van bovenaf en voor specifieke budgetten voor tienerouders in financiële nood.
Wat opvalt in het onderzoek is het relatief grote aandeel tienermoeders dat bijstandsafhankelijk is. Bijna de helft van de tienermoeders in België heeft geen -volgens de OCMW's- toereikend inkomen ter beschikking, verkregen uit eigen arbeid of uit arbeid van haar partner of ouders. In Vlaanderen is deze leefloonafhankelijke groep opmerkelijk kleiner. Het is niet uit te maken of dit te maken heeft met het beleid van de OCMW's, met de vraagbereidheid van de tienermoeders of met de meer precaire leefsituatie van tienermoeders in Brussel en Wallonië.
Verder blijft de vraag of er een specifieke wetgeving voor tienermoeders nodig is open. De meningen verschillen naar gelang gesproken wordt met personen verantwoordelijk voor het toekennen van leeflonen of met personen met veel ervaring met tienermoeders. Het kan volgens mij geen kwaad ons licht hieromtrent op te steken in het buitenland. Daar bestaan specifieke budgetten en regelingen. Een evaluatie daarvan kan interessant zijn voor het Belgische beleid. Daarnaast kan een bevraging onder tienerouders duidelijkheid verschaffen over de noden die zij ervaren of ervaren hebben en over het al dan niet specifieke karakter van hun situatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten