HBSC (Health Behaviour in School-aged Children) is een WHO-initiatief waaraan 41 Europese en Noord-Amerikaanse landen meewerken. Om de vier jaar worden in elk land enkele duizenden jongeren van 11, 13 en 15 jaar geïnterviewd over gezondheidsgerelateerde thema's. Onlangs werden de resultaten van de 2005-2006-survey gepresenteerd in een uitgebreid rapport.
Dit rapport focust op ongelijkheden met betrekking tot gezondheid. De jongeren worden op vier vlakken met elkaar vergeleken, op basis van leeftijd (11 jaar, 13 jaar of 15 jaar), sekse, geografie (Noorden, Zuiden, Oosten, Westen) en socio-economische afkomst. De laatste categorie is opgedeeld in drie niveau's: lage, middelmatige en hoge afkomst en is gebaseerd op vier vragen. Deze vragen gaan over het familiebezit van een wagen, het beschikken van de jongere over een eigen kamer, het aantal familiereizen in het afgelopen jaar en het aantal computers in het gezin.
Jongens met een sociaal-economisch hoge afkomst en meisjes met een sociaal-economisch lage afkomst hebben vroeger seks dan hun leeftijdsgenoten
De vragen over de sekuele gezondheid en het seksuele risicogedrag van de jongeren werden enkel voorgelegd aan de 15jarigen. Voor jongens werden er amper geografische verschillen gevonden in de ervaring met seksuele penetratie. Meisjes in de Noordelijke landen zijn meer ervaren dan meisjes in het Zuiden of het Oosten. Meisjes uit het Westen nemen een intermediaire positie in. Doorgaans hebben jongens met een hoge afkomst en meisjes met een lage afkomst meer ervaring. Wel worden deze verschillen in slechts een derde of minder van de landen gevonden.
Het gerapporteerde pilgebruik bij de laatste seksuele gemeenschap is hoger bij meisjes dan bij jongens. Westerse meisjes en jongens gebruiken vaker de pil dan Oosterse of Zuiderse jongeren. De steekproef was te klein om een mogelijk verschil in sociale afkomst te detecteren.
Het gerapporteerde condoomgebruik ligt dan weer hoger onder de jongens. Er zijn geen geografische verschillen en slechts in enkele landen is er een associatie tussen condoomgebruik en hoge afkomst.
Bij deze analyse dient een belangrijke kanttekening geplaatst te worden. Dat deze vragen enkel aan 15jarigen gesteld worden, verkleint de vergelijkingskansen. Dit voornamelijk met betrekking tot de ervaring met seksuele penetratie. 15 jaar komt dicht bij de gemiddelde leeftijd waarop jongeren voor het eerst seks hebben (15,5 in België (Sensoa, 2005)). Het is echter aangetoond dat jongeren met een laag sociaal-economische afkomst vroeger starten met seks (Teitler, 2002). Wanneer ook de 13jarigen (en misschien zelfs de 11jarigen) deze vragen zouden moeten beantwoorden, zou er zich wellicht een andere trend aftekenen. Toch blijkt uit onderzoek dat dit verschil tussen klassen afneemt met de tijd (Teitler, 2002). Dit meest recente verslag over de seksuele gezondheid van jongeren, met weinig observeerbare verschillen tussen sociaal-economische klassen, kan dus op een verderzetting van deze afnemende trend wijzen.
Currie, C., Gabhainn, S.N., Godeau, E., Roberts, C., Smith, R., e.a. (2009). Inequalities in Young People's Health. Health Behaviour in School-aged Children International Report from the 2005/2006 Survey. Health Policy for Children and Adolescents, 5.
Sensoa (2005). Feiten en cijfers: Jongeren en seksualiteit. Sensoa: Antwerpen.
Teitler, J.O. (2002). Trends in Youth Sexual Initiation and Fertility in Developed Countries 1960-1995. The Annals of the American Academie, 580, 134-152.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten